‘Gelukkig ben ik een gestudeerd heer met verstand van het gewas, maar anders zou ik niet weten hoe we aan voedsel moesten komen. Het gaat erom of deze fraaie vrucht eetbaar is – en hoe ontdekken we dat? Wacht, eet er eens een stukje van, jonge vriend! Het lijkt me een onschadelijke boleet toe.’
Hm, zal Tom Poes hier wel denken. Een vrucht aan een boom is toch geen boleet? Heeft heer Ollie eigenlijk wel wat van zijn lectuur opgestoken…?
De naam boleet wordt tegenwoordig uitsluitend gebruikt voor vlezige paddenstoelen met buisjes aan de onderkant van de hoed, zoals bij het bekende eekhoorntjesbrood, maar vroeger was het een aanduiding voor vlezige, eetbare paddenstoelen. De naam is afgeleid van het Oudgriekse βωλίτης, bōlitēs, dat staat voor een ‘klont’ of ‘kluit’.
In dat licht is de opmerking van heer Bommel bij de fruitbomen niet zo gek, zeker als je bedenkt dat boleten, en paddestoelen in het algemeen, ook kunnen worden beschouwd als vruchten: namelijk de vruchten van de zwamvlok – dat geheimzinnige, en veelal onzichtbare organisme dat verborgen in de ondergrond aanwezig is.
Overigens stelt heer Bommel in ‘De doffe Doffer’ ook aan de markies De Canteclaer de vraag of deze weleens van een broddelboleet heeft gehoord. Die reageert echter niet.
Toch ben ik benieuwd naar wat de markies had geantwoord, als hij niet door andere zaken in beslag was genomen. Ook hij heeft namelijk een interesse in paddestoelen. Dat blijkt uit meerdere verhalen. Bijvoorbeeld uit ‘Tom Poes en de plamoen’ (1961).
|