‘Ik ben Hobbel Hachelbout,’ antwoordde de onbekende, ‘en het is duidelijk, dat er zwarte tijden voor uw deur staan: uw huisnummer, dat 13 is, een oud ravenest, dat op uw hoofd valt, een zéér slecht voorteken; die kale plek in uw tuin… een heksenkring. Het is alles kommer en kwel. ’t Is hachelijk! Hiertegen helpt alleen berusting!’
Hobbel Hachelbout gebruikt de uitdrukking nog enkele malen in het verhaal, en wat heer Bommel allemaal overkomt valt goed samen te vatten als: ‘kommer en kwel’.
De beide woorden waaruit de uitdrukking is samengesteld, zowel kommer als kwel, waren niet nieuw. Het nieuwe is dat Toonder deze twee woorden aan elkaar koppelde.
Het zoeken naar de combinatie van de woorden kommer en kwel levert via Delpher vóór 1960 inderdaad geen resultaten op. Wel kom je andere combinaties tegen: kommer en verdriet, kommer en zorgen en kommer en ellende.
Maar al tijdens het verschijnen van het verhaal wordt de uitdrukking opgemerkt buiten de Tom Poes-strip. In een artikel over ‘Loonpolitiek en economische voorzichtigheid’ van H. Hoefnagels s.j. in het katholieke weekblad De Linie van 11 juni 1960 is het volgende te lezen:
De zich zelf vervullende profetie is een heel gewoon levensverschijnsel. De ‘oplettende lezertjes’ van de avonturen van Tom Poes hebben de laatste weken ermee kennis gemaakt. Ze konden constateren hoe Heer Bommel door allerlei onheil getroffen werd, juist omdat hij gelooft in de voortekenen die hem ‘kommer en kwel’ voorspellen.
Het is duidelijk dat de uitdrukking hier nog sterk met zijn oorspronkelijke context verbonden wordt. Maar dit schijnt al niet meer het geval te zijn in het Belgische katholieke weekblad De Bazuin. Dat staat niet in Delpher, maar het Algemeen Handelsblad citeert op 23 juli uitgebreid uit een artikel uit dit blad over het godsdienstexamen van de Belgische middelbare meisjesscholen, dat uit behoorlijk zware kost bestond. De kop boven dit Bazuin-artikel luidde: ‘Kommer en Kwel’.
De volgende keer dat je het aantreft in Delpher is in de Volkskrant van 5 december 1963, in een verslag van een kamerdebat over een nieuw landbouwfonds. En wel onder een tussenkopje ‘“Kommer en kwel”’.
De heer Brouwer [KVP] schetste de moeilijke omstandigheden van de landbouw, terwijl de rest van het land in welvaart leeft. De heer Egas [PvdA] deed het ook, maar hij voelde de situatie kennelijk als minder schrijnend, want hij citeerde Tom Poes-figuren om aan te duiden hoe hij het zag: “Het is allemaal kommer en kwel”.
Interessant: ook hier is de uitdrukking duidelijk nog niet ingeburgerd in de taal, en de gebruiker is zich ervan bewust dat hij een Tom Poes-figuur aanhaalt en doet dit ook expliciet. Maar blijkbaar wordt zijn uitspraak daardoor wel opgevat als humor, en helaas minder serieus genomen.
In de rest van de jaren zestig komt de uitdrukking nog zesmaal voor in de dagbladen en tijdschriften van Delpher.
In de jaren zeventig wordt het gebruik veel frequenter, met tientallen vermeldingen in Delpher per jaar. De uitdrukking is in deze periode duidelijk gemeengoed geworden.
Als Godfried Bomans in de zomer van 1971 door Jan Wolkers wordt afgewisseld op Rottumerplaat, schrijft Het Vrije Volk op 19 juli hoe Willem Ruys ‘voor de VARA en AVRO als radiocontactman met Bomans een week had gesproken en vele ogenblikken van kommer en kwel via de mobilofoonverbinding met hem had gedeeld’.
De uitdrukking doet het goed in recensies. Jip Golsteijn schrijft in De Telegraaf van 7 juni 1974 over de film A Man to Respect:
Op het nippertje gaat alles natuurlijk toch nog mis, waardoor het nog een hele nare afloop krijgt. Kommer en kwel, zogezegd.
En ‘een tv-criticus’ schrijft op 3 oktober 1974 in o.a. het Nieuwsblad van het Noorden:
Steeds verbaast het me dat ook in een rubriek van Gewest tot Gewest zoveel kommer en kwel zit. Het leven is geen lolletje, ik weet het, maar dat ik nu ook al voor acht uur hiermee geconfronteerd wordt, geeft te denken.
In het Algemeen Dagblad van 10 november 1975 typeert Hans van Reijsen de Zangeres Zonder Naam als een fenomeen ‘door de krachtdadigheid waarmee zij al het leed, de smart, de kommer en kwel van de hele wereld op haar schouders neemt’.
En zo kan ik nog wel even doorgaan. Het gebruik is zó frequent dat de Van Dale-redacteuren al gauw niet om deze woordcombinatie heen konden. In de elfde druk uit 1984 (waarin ook minkukel, breinbaas en grootgrutter debuteerden) kreeg kommer en kwel een vermelding in het lemma kommer, waaronder eerder al combinaties als kommer en gebrek en van kommer en verdriet sterven stonden.
|