‘Kijk’, sprak hij. ‘Zie je dit gat? Als je daar op slaat krijg je een lekkere biet. En dan maar zingen, hè? Van je oempa, oempa, falderee, je weet wel.’
Zo sprekende voegde hij de daad bij het woord, zodat zang en snarenspel tussen de rotsen weergalmden.
Waggel vindt dat de gitaar ‘eigenlijk elektriek [zou] moeten zijn, dat geeft meer geluid. Kan je het zingen niet zo horen…’
Tom Poes timmert vervolgens ook zelf een gitaar in elkaar voor Plep Labberdaan. Juffrouw Doddel had diens muzikaliteit al opgemerkt:
'Maar weet je, hij wil zo graag een auto hebben met een toeter. Hij is dol op toeters. Muzikaal, hè?’
Professor Prlwytzkofski voorziet de gitaar van een elektrische versterking, op verzoek van Tom Poes:
‘Deze gitaar zal de Labberdaan werk geven waar hij van houdt. Misschien wordt hij wel musicus. En wie weet of de televisie geen baantje voor hem heeft!’
Deze laatste opmerking deed de professor opleven.
‘Praw!’ sprak hij peinzend. ‘Het zou niet der eerste maal zijn, dat de televisie een zwakbegaafde aan werk helpt middels elektrische impulsen! Dat is ja mogelijk!’
Weer zo’n venijnige opmerking van Toonder…
Heer Bommel is degene die Plep op het spoor zet van de werking van het apparaat.
Hij keek verbaasd naar het instrument en trok onderzoekend aan de snaren. Er kwam een galmende toon uit, die door het elektrische batterijtje, dat de professor had aangebracht, tot een geloei versterkt werd. ‘Vreselijk’, mompelde de speler. ‘Waarschijnlijk een muziekinstrument.’ Hij wilde het apparaat in de afgrond werpen, doch de Labberdaan trok het hem gretig uit de handen. ‘Baas muziek maken, Plep muziek maken!’ verklaarde hij. ‘Met dreunen en stampen van toeter en pulsen!’ Daarop zette hij zich op een steen en begon zo krachtig op het apparaat te slaan, dat de nachtlucht tot op grote afstand tot trilling kwam. Het geluid bereikte daardoor de oren van enige Labberdanen, die ver vandaar aan het werk wilden gaan. En omdat ze een muzikaal volkje waren, werden ze meteen gegrepen door de loeiende klanken die Plep voortbracht.
|