‘Praw!’ sprak de geleerde. ‘Gans zonderbaar! Ik neem hier een merkwaardige toename van der trulzwam waar!’
Maar Tom Poes schonk toen nog geen aandacht aan deze woorden.
Het lijkt erop dat de aanwezigheid van de Pas-poort op de heide zorgt voor een verandering van de vegetatie.
De trulzwammen die de professor op dit plaatje zo aandachtig bestudeert, doen het meest denken aan buikzwammen, waartoe zowel bovengrondse vormen behoren, zoals de stuifzwammen en bovisten, en ook half ondergronds groeiende vezeltruffels. Die zijn ook belangrijk als voedsel voor bijvoorbeeld wilde zwijnen, waar trullen verwant mee lijken te zijn.
Helaas voor de geleerde mogen er geen mannen meer op de heide komen nadat de een na de ander verdwenen is na een bezoek aan het poortje van Ivy.
‘Praw,’ hoorde hij [Tom Poes] de geleerde roepen, ‘het is ja ongehoord, dat mijne onderzoekingen gehinderd worden! Ik moet weider om de woekering der trulzwam te observeren!’
Het is opmerkelijk dat de professor dezelfde naam geeft aan de paddestoel als de tovenaar en de heks. Je zou je namelijk ook goed kunnen voorstellen dat hij deze zwam eerder onder een wetenschappelijke naam kent. (De benamingen ‘trul’ en ‘trulzwam’ doet overigens denken aan de Flaptrultheorie, waarover de prof leest in ‘Het huilen van Urgje’…)
De trullen zijn dan weer een voor hem geheel onbekende diersoort.
‘Een canis [hondachtige]!’ prevelde de geleerde. ‘Of is het een sus scrofa [wild zijn]? Der aanblik duidt ja op gans niets bekends. Wat hebben we toch hier?’
Hij meent een verband te zien tussen het uiterlijk van het dier en het eten van de trulzwam.
‘Praw,’ zo prevelde hij, ‘de huidespigmentering duidt op een lichtschuwes wezen en wijst in der richting der keldertjesdieren. Het is klaar, dat het eten van der trulzwam ener Igov-reactie in der lever geoorzaakt heeft. Dezer droezelkruid daarentegen…’
Dat droezelkruid blijkt later, als Tom Poes de trullen ermee voert, een geheel andere uitwerking op de dieren te hebben…
Ivy treedt drie jaar later opnieuw op, in ‘Tom Poes en de astromanen’ (1969). Uit de volgende uitspraak uit dat verhaal blijkt opnieuw haar affiniteit met paddestoelen.
Intussen had Ivy het niet zo gemakkelijk als ze had gedacht. De vreemde apparaten die in de grot stonden, zeiden haar niets. Ze had niet goed opgelet toen de oude magister haar de werking uitlegde en bovendien hield ze niet van machines.
‘Dom mannengedoe!’ riep ze schel tot de krollen. ‘Dit heeft niets met kruiden of zwammen te maken! Wat moet ik doen om de macht te krijgen, die Hocus Pas mij beloofd heeft?’
‘De trullenhoedster’ is de eerste van zes Bommelverhalen waarin paddestoelen een belangrijke rol spelen. We gaan dus nog even door met deze serie over paddestoelen in de Bommelsaga.
*
PS: Lezer Han Messie liet zich door de vorige aflevering van Bommeldingen inspireren tot een sfeervol gedicht:
STILLE GNOMEN In de tuin van Slot Bommelstein geurt een grillige ring van bruingele hoedjes op korte steeltjes heer Bommel krijgt te horen dat deze paddenstoelen ongeluk voorspellen in Rommeldams woud geven de bekende heksenkringen echter vertrouwd samenzijn aan bosdwergen die hierdoor omringd hun bijeenkomst houden voor geheime vergadering de sombere zalen van een bouwvallig kasteel zijn vol schimmels en boleten met dreigend aangezicht dienen de enge monsters van de gevreesde burcht tot dagelijks voedsel kijken de moedige Tom Poes en de trotse heer Olivier met koele uitdaging aan opdat het flinke tweetal loerend gevaar het hoofd zal bieden schone belevenis scheppen.
|