“Neem me niet kwalijk!” mompelde de oude, “er schijnt een fout in mijn denkraam te zijn! Ik volg u niet. Ik heb daar trouwens meer last van, van mijn denkraam bedoel ik. Ik heb voor deze regelaar een instrument nodig, dat ik maar niet kan vinden. Het moet gemaakt zijn van zuiver verhard ijzer. De vorm moet plat zijn, aan één kant zéér dun en aan de andere kant ten beetje verdikt, zodat daarop kracht kan worden uitgeoefend.... ja, ja, u ziet, dat het me vaag voor het denkraam staat....”
“U bedoelt een mes!” riep Tom Poes, die door de opening in de grond naar beneden keek, “een gewoon mes, heer Bommel!”
“O!” zei heer Ollie, zijn zakmes te voorschijn halend, “zoiets?”
“Ja, juist! Jajaja!” riep het mannetje, “dat is het! Wat een vernuft! Wat een denkraam! Wat een verstand moet u hebben, om zo’n knap instrument zo maar bij u te dragen!”
Het woord denkraam lijkt een rechtstreekse vertaling van een Engels begrip, namelijk frame of mind, dat ‘gemoedsgesteldheid’ betekent. De Cambridge Dictionary geeft als voorbeeldzin onder andere: ‘The most important thing is to go into the exam in a positive frame of mind’.
Maar denkraam lijkt bij Toonder een iets andere betekenis te hebben. Een gemoedsgesteldheid kan per moment verschillen, maar Kwetal lijkt eerder te doelen op verstand of vernuft, een permanente eigenschap.
Het is opvallend hoe vaak het woord denkraam in dat jaar 1950 buiten de Tom Poes-strip werd gebruikt: in Delpher vond ik het daar maar liefst dertien keer. Het eerst in het Utrechtse studentenblad Vivo Voco, waarin ene Wietse Wereldwee op 3 februari schrijft: ‘O, wanneer zo’n stoute idealist eens dwars door ons denkraam naar binnen sprong en daar ’t vreselijk anarchisme in ons begrippenstelsel ontwaarde […].’ Denkraam
lijkt hier ‘brein’ te betekenen.
Dat de auteur het woord aan Toonder ontleent, lijkt zeer aannemelijk, aangezien hetzelfde blad op 17 februari het woord nogmaals gebruikt in de volgende zin: ‘Bent U een getrouw lezer van Tom Poes en wilt U nu eens zo graag voor één avond Kwetal, de Breinbaas zijn, daarbij al of niet Uw introducée latende fungeren als uw denkraam, wij zullen U gaarne ontvangen.’
Maar bijvoorbeeld ook het ‘weekblad van de Nederlandse katholieke arbeidersbeweging’ Herstel gebruikt het woord, op 21 februari: ‘Het communisme maakt alleen kans op aanhang bij die arbeiders, die over een zeer eng “denkraam” beschikken.’ Het is goed mogelijk dat de auteur Tom Poes in de (katholieke) Volkskrant las.
Op 23 maart 1950 (een dag nadat het verhaal ‘Kwetal, de Breinbaas’ afgelopen was in de NRC en de Volkskrant) wordt het woord tweemaal gebruikt in Nederlandse krantenartikelen.
Zo komt het die dag voor in de Bredase Courant in de rubriek ‘Sportpraet van Eric’. De auteur beschrijft hoe hij voor een vraaggesprek ‘al m’n vragen keurig geëtaleerd op ’n rijtje [had] liggen in wat een zekere heer Bommel noemt z’n denkraam’. Hier heeft het woord veeleer de betekenis van ‘hoofd’ of ‘hersens’. De auteur is zich duidelijk bewust van de herkomst van het woord.
Het verhaal ‘Kwetal, de Breinbaas’ liep op dat moment nog in enkele Indonesch-Nederlandse kranten: De Locomotief en De Vrije Pers. Ook in deze kranten wordt het woord door redacteurs opgepikt.
In het laatstgenoemde dagblad (dat in Soerabaja werd uitgegeven) staat op dezelfde 23ste maart in een hoofdartikel ‘Spel der V.S.’: ‘Het anti-imperialisme zit de Amerikanen in het bloed, zo verklaren zij zelf zo gaarne. Tot op zekere hoogte is dit waar, maar het is een vrij naïef anti-imperialisme. Dat men ook in de economische sector volbloed imperialist kan zijn, ontgaat hun denkraam
ten enemale.’ Het woord lijkt hier vooral ‘denkvermogen’ te betekenen.
In de loop van de jaren vijftig komt je het woord nog enkele malen tegen in de kolommen van diverse kranten. De precieze betekenis ervan lijkt te verschillen per moment.
De Vrije Pers, 27 maart 1950, over tijdschriften in de wachtkamer van de dokter, die ‘de met kloppend hart op zijn beurt wachtende patiënt [...] in staat [stellen] het bewustzijn van de komende martelingen voor een wijle naar een veraf gelegen hoekje van zijn denkraam te verdringen.’ Betekenis zoiets als: ‘bewustzijn’.
De Volkskrant, 19 december 1953, schrijft over de missionaris: ‘Hij heeft boeken nodig, om zijn eigen denkraam te vergroten.’ Het woord lijkt hier ‘kennis’ te betekenen.
Provinciale Noord-Brabantse Courant Het Huisgezin, 19 december 1958: ‘Maar keer op keer geven communistische dictators blijk in het democratische denkraam niet te passen.’ Hier gaat het meer om een soort ‘denkkader’, ‘gedachtegoed’.
Dat het woord in deze tijd nog niet zo heel veel gebruikt werd, heeft vermoedelijk te maken met het feit dat ook Kwetal zelf in die tijd nog niet zo vaak in de Bommelverhalen voorkwam. Hij duikt pas vijf jaar na zijn debuut weer op in ‘De daadsteller’ (1955) en daarna wéér vijf jaar later in ‘De toornviolen’ (1960).
Pas vanaf ‘De bovenbazen’ (1963) treedt Kwetal zeer regelmatig op in de verhalen. En dan kom je het woord denkraam in dagbladen ook steeds vaker tegen buiten de Bommelstrip.
Ik heb geturfd hoe vaak ik het woord in Delpher buiten de Bommelverhalen tegenkwam in kranten en tijdschriften. Hier een grafiekje daarvan, tot 1970:
|