BommelDingen bekijk webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Ruiten Heer

Vorige week schreef ik in Bommeldingen over de ruitjes op de jas van heer Bommel. Dit naar aanleiding van de ‘geruite mondkapjes’ die ik heb laten maken.

Ik ga nog even op dit thema door. Ik wil je graag meenemen op een kleine speurtocht door de Bommelsaga naar de betekenis van dit kledingstuk voor heer Bommel.

Als heer Bommel door anderen wordt omschreven, is de ruitjesjas altijd onderdeel van het signalement. Zo leest een herbergier in ‘De betoverde prinses’, die de op de vlucht zijnde heer Bommel op bezoek heeft, in de krant: ‘Geruite jas... gezet postuur... tjonge... het is toch droevig. Je zou zo zeggen, dat het een keurig iemand was. Maar nu staat er, dat hij gezocht wordt.’ (823)

Ook in ‘Een Bommelding’ wordt hij gezocht, maar dan door Tom Poes. Die zegt: ‘Ik zoek een heer in een ruitjesjas, die Bommel heet’ (01392).

En Joost informeert in ‘De Grote Onthaler’ bij een conducteu: ‘Ik hoor daar, dat heer Olivier in deze trein is zoekgeraakt. Hij draagt een ruitenjas, met uw goedvinden, en hij heeft een flink postuur...’ (8823)

Bul Super heeft het vaak over ‘die dikke met die ruitjesjas’. Bijvoorbeeld in ‘De geheimzinnige sleutel’ (361).

Als Simon O. Slagslager in ‘Het slaagsysteem’ op zoek is naar heer Bommel, vraagt hij op het station: ‘Ik zoek een heer in een geruite jas! […] Een zwaargebouwd heer, die erg verstrooid is. Hebt u hem niet gezien?’ (2483)

En even later, als Tom Poes en heer Bommel aan de noodrem hebben getrokken en de trein ontvlucht zijn: ‘Waren dat een kleine witte en een dikke met ruiten?’ (2485)

Een ‘dikke met ruiten’… Dat die ruiten op Bommels jas zitten, lijkt hier niet eens meer relevant. Hetzelfde is het geval bij de notities van de douanebeambte die in ‘Het Wegwerk’ heer Bommel bij de grens doorlaat: ‘Invoer van één geruite vreemdeling. Dik. Praat veel.’ (1142)

In ‘De vergelder’ wordt heer Bommel door een grenswachter simpelweg ‘die ruitjesjas’ genoemd (01527).

De ruiten lijken voor anderen dus een essentieel kenmerk van heer Bommel. Dat geldt ook zeker voor de Apoka’s in ‘De andere wereld’, die hem altijd aanduiden als ‘de geruite vreemdeling’ (0432) of ‘de grote, geruite redder’ (0437).

Hoe belangrijk de jas ook voor heer Bommel zelf is, zie je in ‘De zwelbast’. Als hij erop uittrekt om een zwelbast te gaan vangen, neemt hij afscheid met de woorden: ‘Vaarwel, Tom Poes. Als ik soms niet terug mocht komen, is mijn geruite jas voor jou, als je begrijpt wat ik bedoel.’ (3222)

Meer nog dan zijn pijp lijkt de jas essentieel in Bommels zelfgekozen identiteit als ‘heer van stand’. Dat zie je goed in ‘Het ontstoffen’, waar heer Bommel probeert om op de Stuifeilanden een nieuw leven op te bouwen. Hij wil ook leren om op een heksenbezem te vliegen, maar dat kan alleen door te ‘ontstoffen’:

‘Heren berijden geen bezemstelen,’ herhaalde het mensje. ‘Als u wilt vliegen, moet u eerst ophouden heer te zijn. Los van de stof. Niet vastgekoekt zitten aan wollen lappen met ruitjes. Dat houdt tegen.’ (4325)

Toch voelt heer Bommel zich zonder die jas ‘wat ongekleed’; hij vindt ‘dat een heer niet zonder jas een bezemsteel kan berijden. Dat is ongepast.’ Als dat betekent dat hij niet kan vliegen, dan kiest hij uiteindelijk toch voor het heer zijn.

Het is merkwaardig dat een ongeklede heer Bommel er ‘bloot’ uitziet, hoewel hij er mét jas in feite nog steeds gedeeltelijk bloot bij loopt. Maar dat is het punt niet, want hij draagt altijd nog zijn ‘berenvacht’: zonder jas is hij een beer, met jas een heer.

Maar dat het bij de jas om de ruitjes gaat, blijkt dan weer uit de uitzonderlijke momenten dat heer Bommel anders gekleed gaat dan in zijn ruitjesjas. Dan lijkt hij zichzelf niet. Dat zie je heel sterk in ‘De betoverde prinses’, waarin hij de fout begaat om zich te verloven met de veeleisende prinses Berta. Zij vindt zijn geruite jas ordinair en na een bezoek aan een modewinkel zien we een geheel andere heer Bommel:

Hij kan niet aan zijn nieuwe uitdossing wennen. Als hij deze na de ontvoering van de prinses weer voor zijn vertrouwde jas heeft ingewisseld, zegt hij: ‘Laat ze nu maar opkomen, jonge vriend. Ze zullen nu een heer tegenover zich vinden, die niet langer gekweld wordt door een boord en krakende schoenen. Ongeremd ga ik nu op zoek.’ (802)

In ‘De Maanblaffers’ gaat heer Bommel enige tijd gekleed in het ‘stemmige, waakzame kostuum’ van de Sociale Ontwaak Partij. Interessant is de reactie van Tom Poes, die direct doorheeft dat dit niet bij heer Ollie past:

‘Nee,’ zei hij ten slotte afkeurend, ‘dat is niet de kleding voor een heer!’
‘Niet?’ vroeg heer Ollie wat beteuterd. ‘Hoezo niet? Het is keurig zwart laken! Dat leidt de aandacht niet af.
[…]
‘Hm,’ zei Tom Poes hoofdschuddend. ‘Dat kan zijn. Maar die jas is van een partij en niet van een Bommel, daar blijf ik bij.’
(6001)

Tom Poes raakt hier een gevoelig punt, heer Bommel geeft zijn eigenheid, zijn identiteit op, maar het zit niet in heer Bommels karakter om Tom Poes gelijk te geven.

Ook professor Prlwytzkofski lijkt de ruiten als een belangrijk kenmerk van Bommel te zien. Dat blijkt in ‘De dropslaven’, waar de geleerde zich als gevolg van zijn dropverslaving in plaats van met zijn wetenschappelijke werk liever bezighoudt met kaartleggen :

‘Der kaartlegging geeft mooie resultaten. Kijk, der schoppenboer valt op der ruitenheerschap; dat geeft zwarigheden voor der Boml. Maar klaveracht...’ (3912)

De dubbeldrop van Hocus Pas berooft de lijder ervan van zijn sterkste eigenschap, zoals Tom Poes concludeert, in dit geval wetenschappelijk denken. Toch is het interessant om in de Ruiten Heer uit het kaartspel heer Bommel te zien…

Er zijn verhalen waarin heer Bommels jas ook door anderen gedragen wordt. En ook dat is meestal veelzeggend. Maar daar hoop ik de volgende keer naar te kijken.

Tot slot nog even een praktisch vraagstuk. Heeft heer Bommel nou één ruitjesjas die hij altijd draagt, of trekt hij elke dag een schoon exemplaar aan? Het antwoord hierop wordt gegeven op meerdere plekken in de Bommelverhalen. Bijvoorbeeld in ‘Het kunsthars-hart’, waarin heer Bommel vanwege een weddenschap met Tom Poes tegenover de leden van de Kleine Club doet of hij verarmd is geraakt.

Hij was gekleed in zijn oudste ruitjesjas, die sinds lang door Joost als stofdoek gebruikt werd en daarnaar ook uitzag. (1918)

Als Bommel in ‘De Krookfilm’ op filmexpeditie is, blijkt hij ook meerdere jassen bij zich te hebben. In de herberg zegt hij op een zeker moment: ‘Ik persoonlijk ga me even verfrissen en een andere jas aantrekken.’ (7679) Dat blijkt later niet onbelangrijk, ontdekt Tom Poes later als hij de jas die heer Bommel heeft uitgetrokken onderzoekt…

Dat Bommel meerdere ruitjesjassen moet hebben, blijkt uit het boekje Heer Bommel en de ruitenjassenvracht, met een kort verhaaltje dat Toonder in 1972 maakte in opdracht van de Scheepvaart Vereniging Noord, Amsterdam.

Tom Poes vraagt nieuwsgierig wat er met een grote kist gaat gebeuren die heer Bommel met hulp van Joost achterop de Oude Schicht laadt.

‘Hij moet naar de haven,’ legde heer Bommel uit. ‘Er zitten gedragen ruiten jassen in, die ik aan een arme neef in Oceanië wil sturen. Een mooie handel, die een bestaansbasis kan bieden. Zeg nu zelf, jonge vriend!’

Een enorme kist vol gedragen ruiten jassen… Ik zou de garderobe van heer Bommel weleens willen zien!

*

Over ‘een mooie handel’ gesproken… Ik krijg veel leuke reacties op de geruite mondkapjes die ik sinds een week verkoop. Zoals onderstaande foto’s…

De mondkapjes zijn nog te bestellen via mijn website.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar .
Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor Bommeldingen hebt ingeschreven.

Reacties vind ik altijd leuk! Dat kan simpelweg door deze e-mail te beantwoorden.

Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden. Zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link.

Eerdere afleveringen gemist? Je kunt ze hier nalezen.

Afmelden kan hier.
MailerLite