“Op dat moment zag hij een fietser het steegje binnenrijden. Het was duidelijk, dat de bestuurder het voertuigje niet geheel in de hand had, want hij slingerde vreemd door de nauwe straat, en ten slotte viel hij kletterend op de keien. ‘Meneer Zielknijper!’ riep Tom Poes, naar hem toedravend. ‘Scheelt er iets aan?’ ‘Huh?’ vroeg de zielkundige, terwijl hij met moeite zijn blik richtte. ‘O, het is n-niets. Alleen maar een beetje slap en d-duizelig. Gewoon m-maar wat overwerkt. Z-zie dat dikwijls... in mijn praktijk...’”
De vorige keer constateerde ik dat het met name bij heer Bommel en Tom Poes geen gezicht is om ze op een fiets te zien. Bovendien zaten beiden op een te kleine fiets. Ook in laatste voorbeelden lijken de fietsen wat aan de kleine kant.
Maar het laatste voorbeeld dat ik geef, slaat alles. Ik werd erop gewezen door lezer Jan Molleman, die het voorbeeld terecht als ‘belachelijk’ typeerde. Het gaat om professor Prlwytzkofski, die we normaal in een ook al ietwat merkwaardige ‘krachtwagen’ zien voortrijden met maar drie wielen en een luifeltje boven de bestuurder. In ‘De mob-beweging’ zit hij echter op een fiets, en wat voor een:
|