Dit wordt een stukje van niets, ik waarschuw maar even. Je kunt het lezen, maar zult uiteindelijk merken dat dit zinloos is.
Vorige week schreef ik over het boek De lange namiddag van de aarde van Brian Aldiss als mogelijke inspiratiebron voor Toonder tijdens het schrijven van ‘De weetmuts’. In beide verhalen zorgt een paddenstoel op het hoofd van de hoofdpersoon voor een uitbreiding van diens hersenen.
Tijdens het lezen van dit sciencefiction-boek kreeg ik een sterke associatie met een ánder Bommelverhaal. Zou Toonder ook dit verhaal hebben gebaseerd op het verhaal van Aldiss…? Denk eens even met mij mee.
Het verhaal van Aldiss speelt zich, in die zéér verre toekomst, deels af in een groot, dicht woud, met enorm hoge bomen. Al snel blijkt dat het in feite één boom is: de waringin. Deze bedekt een heel continent.
Lees eens het volgende fragment over deze boom. Ik ben benieuwd of je daarbij net als ik de associatie krijgt met een bepaald Bommelverhaal…
De boom, onnoemelijk oud, het langst levende organisme dat ooit op deze kleine wereld had gebloeid, had ontelbare stammen. Heel lang geleden – twee miljard jaar – hadden er vele soorten bomen gegroeid, afhankelijk van klimaat, bodemgesteldheid en andere omstandigheden. Terwijl de temperatuur steeg, begonnen de bomen zich te vermenigvuldigen en met elkaar te wedijveren. Op dit continent had de waringin, die goed gedijde in de hitte en zijn ingewikkelde systeem van luchtwortels gebruikte, geleidelijk een overwicht op andere soorten ontwikkeld. Onder druk evolueerde hij verder en verder uit, en groeide voor de veiligheid soms terug in het gebied dat hij al bezette. Steeds werd hij hoger en strekte zich veder uit, beschermde zijn hoofdstam terwijl zijn rivalen zich vermenigvuldigden, liet stam na stam zakken, gooide tak na tak uit, tot hij uiteindelijk de kunst leerde in de aangrenzende waringin vast te groeien, een bos vormend waar geen enkele andere boom tegenop kon. Hun ingewikkeldheid werd ongeëvenaard, hun onsterfelijkheid een feit.
Op het continent waar de mensen woonden, groeide nu nog maar één waringin. Hij was eerst de koning van het woud geworden, en toen het woud zelf. Hij had de woestijnen en de bergen en de moerassen overwonnen. Hij vulde het continent met zijn ineengestrengelde vlechtwerk.
Juist, ja. Toen ik dit las, moest ik denken aan ‘De giegelgak’. Dat verhaal draait om de gelijknamige woekerplant, een boomsoort, die zich razendsnel door Rommeldam verspreidt.
|