Het reizen door de tijd is een gegeven dat Toonder duidelijk fascineerde: hij gebruikt het in maar liefst acht verhalen (‘Heer Bommel stuit de vooruitgang’ (1948), ‘Tom Poes en de klokker’ (1953), ‘Heer Bommel gaat vereeuwen’ (1954), ‘Heer Bommel en de Atlantiër’ (1956), ‘Heer Bommel gaat het overdoen’ (1958), ‘Tom Poes en de Bommellegende’ (1960) en ‘Heer Bommel en de minionen’ (1980)).
Al deze verhalen worden door Willem besproken. Hij laat zien welke ontwikkeling Toonder hierin doormaakt: filosofisch gezien worden ze steeds interessanter, waarbij de verwarrende paradoxen van het tijdreizen (de verschuiving van de grenzen tussen oorzaak en gevolg) door Toonder steeds beter worden uitgebuit. Het ‘ultieme tijdreisverhaal vol paradoxen’ is volgens Willem (terecht) ‘De minionen’, waarin heer Bommel in de tijdmachine van Sickbock stapt om een dramatisch verlopen dag over te doen, terwijl hij daardoor juist alle narigheid blijkt te hebben veroorzaakt.
Ook in ‘De andere wereld’ (1979) gaat heer Bommel trouwens enkele dagen terug in de tijd, maar dat wordt besproken in het hoofdstuk ‘Andere werelden’ – in andere dimensies loopt de tijd niet altijd synchroon met de onze. Ook een bijzonder interessant hoofdstuk.
Minstens zo interessant is het hoofdstuk ‘SF als toekomstvoorspeller’. Veel technologische ontwikkelingen van de afgelopen eeuw zijn al ver vóór zij gerealiseerd waren, door SF-verhalen voorspeld. Willem Feltkamp laat zien dat ook in de Bommelverhalen regelmatig toekomstbeelden zijn geschetst die vijftig jaar later verrassend juist blijken te zijn. Reality-tv kennen we sinds de stahet televisie Big Brother (1997), maar werd al door Toonder getoond in ‘De liefdadiger’ (1964).
In ‘Het nieuwe denken’ (1966) komen verschillende zaken voor die inmiddels realiteit (aan het worden) zijn: het beoordelen van iemands geestelijke toestand door een machine, metershoge beeldschermen, een popster die door een producer volgens een formule in de markt wordt gezet en zelfrijdende auto’s. Een op een ‘drone’ lijkend onbemand vliegtuigje komt voor in ‘Het ontsollen’ (1982).
Het hoofdstuk ‘Computers’ laat trouwens zien hoe vroeg computers al opduiken in Toonders verhalen, en hoe ver deze doorgaans hun tijd vooruit zijn. De bovenbazen maken al vroeg gebruik van computers die bovendien de indruk wekken dat ze zijn aangesloten op het internet, decennia voordat het internet daadwerkelijk realiteit werd.
Ik vind Marten Toonder en science-fiction een van de belangwekkendste boeken in jaren als het gaat over boeken waarin de inhoud van de Bommelsaga wordt behandeld. Het biedt een heel nieuw perspectief op Toonders verhalen.
Iedereen die graag Bommeldingen leest, vindt dit zonder twijfel ook een zeer interessant boek. En het is ook nog eens prachtig vormgegeven, op mooi papier in groot formaat gedrukt en zéér rijk geïllustreerd.
Ik weet dus wel waar de zak van Sinterklaas mee gevuld gaat zijn dit jaar… Hij kan het hier bestellen. Of bij de boekwinkel, natuurlijk.
Lees ook de recensie van De Volkskrant van 28 oktober jongstleden.
|