BommelDingen bekijk webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Voor de Bommelgetallenfreaks (2)

Een paar weken geleden schreef ik dat ik de plaatjes van alle Bommelverhalen heb geteld. (Je kunt het hier teruglezen.) Zelden kreeg ik zoveel positieve reacties op een BommelDing… Kennelijk spreken statistieken meer tot de verbeelding dan ik had verwacht.

Wat vermoedelijk ook meewerkte is dat al dit getel méér interessants opleverde dan alleen de kennis dat het totale aantal plaatjes 34.723 is. Zo toonde ik bijvoorbeeld ook de tabel met aantallen tekenstroken met één, twee, drie of vier plaatjes per verhaal. Bestudering van die tabel kan te denken geven, en daar wil ik deze keer nog iets meer van laten zien.

Zoals gezegd is drie plaatjes de norm. 95 procent van de Bommelstroken bestaat uit drie plaatjes. En ik vermoed dat hier een idee achter zit. Toonder heeft in elk geval weleens aangegeven dat een goed verhaal bestaat uit een begin, een midden en een eind. En waarschijnlijk geldt dit ook voor elke individuele dagaflevering. En liggen drie plaatjes dus voor de hand.

Iemand zou een keer een gedegen onderzoek moeten doen naar de functies van de plaatjes binnen één strook. Als ik gewoon eens wat blader door wat verhalen en hierover nadenk, merk ik dat er bijvoorbeeld veel stroken zijn waarin op het eerste plaatje een situatie wordt weergegeven. Op dit plaatje is dikwijls veel aandacht voor het landschap of een andere locatie waarin het verhaal zich op dat moment afspeelt, met de personages wat kleiner daarin neergezet. Dit is ook logisch, beredeneerd vanuit een dagelijkse krantenstrip: de lezer moet even kunnen zien waar we ook alweer waren. Niet zelden is dit ook het breedste plaatje.

Een willekeurig voorbeeldje is de eerste aflevering van ‘Tom Poes en het Bommel-verschiet’:

Het tweede plaatje is vaak juist het smalst. Hierin ligt de nadruk dikwijls op het uitbeelden van een handeling van een of meer personages. Vaak wordt hier het verst op de personages ‘ingezoomd’.

In de latere verhalen komt trouwens vaker het verschijnsel voor dat een van de plaatjes niet geheel omkaderd is. Regelmatig is dit dan het middenplaatje. Er is dan vaak weinig tot geen achtergrond te zien. Dit gebeurt volgens mij voor het eerst op strook nummer 4155 van ‘De toornviolen’:

Op deze manier komt de nadruk in de middenplaatjes nog meer op de afgebeelde personages en hun handelingen te liggen.

De functie van het derde plaatje vind ik lastiger te typeren. Vaak is dit een verdere uitwerking van de handeling van het tweede plaatje, of de reactie van een ander personage daarop. Of je krijgt te zien wat er ondertussen op een andere locatie gebeurt. Hier wordt vaak weer iets verder uitgezoomd, en er is meestal weer meer achtergrond waarneembaar dan op plaatje 2.

Ik wil zeker niet zeggen dat álle afleveringen op deze manier zijn opgebouwd, maar tijdens wat globaal bladerwerk door verschillende verhalen zag ik dat het in elk geval regelmatig voorkomt.

Als er van het stramien van drie plaatjes afgeweken wordt, zijn daar meestal redenen voor te bedenken. Bij stroken met twee plaatjes (4,7 procent van alle stroken) is er meestal één heel breed plaatje en een smallere. Zo’n extra breed plaatje kan goed dienst doen om een landschap te introduceren (een panorama) of om een grote menigte af te beelden. In de eerste strook van ‘De weetmuts’ is sprake van beide: een onderaards landschap met daarin een enorme massa vreemde wezens, de ‘kwillen’.

(Merk op dat vrijwel hetzelfde plaatje maar liefst drie keer voor komt in dit verhaal: in strook 8367, 8418 en 8448.)

Heel dikwijls bestaat de laatste strook van de verhalen uit twee plaatjes: ook voor een tafelscène is zo’n extra breed plaatje natuurlijk bij uitstek geschikt.

Zo’n breed plaatje betekent vaak dat er in de betreffende aflevering niet extreem veel actie plaatsvindt. Er wordt een overzicht geboden op een situatie, een toestand.

Een strook van vier plaatjes daarentegen is een heel ander verhaal. Hier is meestal veel actie! Ik geef een voorbeeld uit ‘De feunix’ (1959), het verhaal dat de meeste stroken met vier plaatjes bevat (namelijk vijf):

Je ziet dat dit een aflevering is waarin in korte tijd veel achter elkaar gebeurt. Met name in de eerste drie plaatjes, die het smalst zijn. Overigens is het bekend dat Toonder Studio-medewerker Børge Ring heeft meegewerkt aan ‘De feunix’, al is niet helemaal duidelijk in welke mate. Het zou mij niet verbazen als we hier iets van zijn invloed zien: Ring was vooral een man van de tekenfilm, een animator in hart en nieren. Je kunt je voorstellen dat juist zo iemand graag actie uitbeeldt door op deze manier meerdere smallere tekeningen achter elkaar te plaatsen.

Dat de breedte van de plaatjes iets met tijd te maken heeft, bewijst ook het smalste plaatje dat ik heb kunnen vinden, in ‘De Bommellegende’ (1960):

De eerst twee plaatjes met Tom Poes spelen zich af in het heden, heer Bommel staat op het rechter plaatje in een zeer ver verleden terwijl de tijd zich om hem heen razend snel voortbeweegt. Het plaatje daartussen verbeeldt waarschijnlijk de tijd, waarover professor Sickbock kort daarvoor aan Tom Poes heeft uitgelegd dat je deze moet ‘zien als een spiraal, die in zichzelf besloten is’. Er gaat hier veel tijd in een oogwenk voorbij. Het smalste plaatje in de Bommelverhalen verbeeldt dus een reuzensprong in de tijd…

De bijzonderste strook van vier plaatjes uit de Bommelsaga is te vinden in ‘De pasmunt’:

Het is de enige keer dat er twee plaatjes boven elkaar staan in plaats van naast elkaar. Ook dit heeft iets met de tijd te maken: Tom Poes rent ‘af en aan tussen Bommelstein en de valsemunterij, nu eens goed geld en dan weer kwaad geld torsend’. Het bovenste en het onderste plaatje wisselen elkaar dus als het ware meermaals af.

Genoeg interessants weer voor deze keer.

Ik wil nog één wetenswaardigheid vermelden naar aanleiding van mijn vorige stukje over de aantallen stroken. Ik vertelde toen dat ik voor het tellen van de plaatjes was uitgegaan van de ‘Blauwe Reeks’ van De Bezige Bij, en schreef: ‘Voor zover ik weet (maar ik hou mij aanbevolen voor correcties!) komt het aantal stroken en dus plaatjes daarvan overeen met die van de reeks Heer Bommel – Volledige werken van Uitgeverij Panda.’

Willem Feltkamp van de Toonder Compagnie liet mij daarop weten dat er één plek is waar de beide reeksen van elkaar afwijken, namelijk in het verhaal ‘Een Bommelding’. Daarin volgt de Blauwe Reeks de paperbackversie van De Bezige Bij uit 1986, waarin de afleveringen 01337 t/m 01342 zijn vervangen voor een nieuwe aflevering met nummer 01342. In de Volledige Werken zijn de originele afleveringen in overleg met Toonder weer teruggeplaatst. Wel is het volgens Willem de bedoeling dat dit in een eventuele herdruk van dit blauwe deeltje wordt rechtgezet.

Het betekent al met al dat het aantal plaatjes in de Bommelsaga, zoals verschenen in de Volledige Werken van Uitgeverij Panda – de laatste versie waaraan Toonder zelf heeft meegewerkt – iets meer tekeningen omvat dan in de Blauwe Reeks. Met vijf stroken van drie plaatjes elk extra gaat het om 15 plaatjes meer, zodat je dan op 34.738 uitkomt (waarbij de verworpen afleveringen, vakantie- en verhaalaankondigingen uit de Verantwoording niet zijn meegeteld).

Waarvan akte.

*

P.S.: Ook nog een aanvulling op vorige week: enkele zeer attente ‘lezertjes’ wezen mij erop dat van het briefje van Annie M.G. Schmidt ook de naam De Torgelspitters door Toonder in een verhaal is gebruikt, en wel als ingenieur Ambrosius Torgelspitter in ‘De bovenbazen’.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar .
Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor ‘BommelDingen’ hebt ingeschreven.

Reacties vind ik altijd leuk! Dat kan simpelweg door deze e-mail te beantwoorden.

Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden. Zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link.

Eerdere afleveringen gemist? Je kunt ze hier nalezen.

Afmelden kan hier.
MailerLite