Ron Kaal schreef in 1973 een artikel voor Vrij Nederland waar Marten Toonder bepaald niet blij mee was. Kaal betoogde er namelijk in dat Toonder zo'n beetje al zijn ideeën bij Disney en anderen vandaan gehaald zou hebben. Kaal schrijft onder andere:
"Maar Sickbock dan, hoor ik u vragen, Sickbock komt niet bij Disney voor. Dat klopt, die heeft Toonder van elders. Deze professor Lupardi uit de dierenwereld ontleedt zijn uiterlijk aan de Oude Wijze Geit uit de Bruintje Beer-verhalen. Aan Bruintje zelf ontnam Toonder de Geruite Broek en liet deze door zijn kleermaker veranderen in een Jas voor Bommel (beide beren, nietwaar), zodat deze voorzien zou zijn van de Belachelijke Kleding die zoals we weten het kenmerk is van alle grote stripfiguren. Ook hier wordt Disney slaafs gevolgd: Bommel draagt wel een jas, maar geen broek, en vat toch nimmer kou op de blaas."
In principe is de gedachte dat Toonder door de strip Bruintje Beer beïnvloed zou kunnen zijn niet heel vergezocht. Rupert verscheen vanaf 1920 in het Engels, en vanaf 1929 in Nederlandse kranten. Toonders strip Thijs IJs (1934-1939) was de directe opvolger van Bruintje Beer in het Nieuwsblad van het Noorden (en Tom Poes was weer sterk op Thijs IJs geënt). Omdat het Nieuwsblad van het Noorden Toonder expliciet vroeg om een stripfiguur die leek op Bruintje Beer, moet hij de voorloper van Thijs IJs zeker gekend hebben.
Maar Toonder was het zelf bepaald niet met Kaals bewering eens. Dat blijkt overduidelijk uit een tot voor kort ongepubliceerde reactie op Kaals artikel (opgenomen in Heer Bommel en ik, p. 56):
“Het gebrek aan overeenkomst tussen professor Sickbock en de Wijze Geit zal zelfs een kleuter opvallen en slechts een gestoorde zal gelijkenis kunnen zien tussen de broek van Bruintje Beer en de jas van heer Bommel.”
Ter verdediging van Marten Toonder zou ik willen opmerken dat het bij de ruitjes van Bommels jas om dubbele lijnen gaat, en bij die op de broek van Bruintje om enkele. Bovendien is het de vraag of Toonder Bruintje Beer in 1941 eigenlijk wel in kleur kende. Die verscheen immers in zwartwit in de krant.
Toonder was trouwens weinig gecharmeerd van de figuur Bruintje Beer. In een artikel over ‘De Beer in het beeldverhaal’ (ook opgenomen in Heer Bommel en ik, p. 28) schreef hij onder andere:
“Deze Bruintje vertoont ook weinig karakter; het is zelfs zó dat hij de personificatie is van één menselijke eigenschap. Zijn wezen is gebaseerd op het zielenleven van de teddybeer en als zodanig onbevredigend voor de verdediger van het beeldverhaal.”
|