Vaak gebruikte Toonder in deze tijd voor de nummering van de stroken van zijn strips een combinatie van twee cijfers met een streepje ertussen, waarbij het tweede meestal een Romeins cijfer is. Ik leerde uit Hans Matla’s Bommelkatalogus dat het tweede cijfer de stripreeks aanduidt waar de stroken bij horen, waarbinnen dan het eerste cijfer een volgnummer is. Toonder werkte in deze tijd namelijk aan meerdere stripseries tegelijk. Volgens de Bommelkatalogus
van Hans Matla zijn dat: Dikkie en Dunnie
(I), Jim en Soe (II), Don Sombrero (III), Japie Makreel (IV), De Koning van het Oerwoud (V).
Waarom dan in zijn agenda Romeinse cijfer III voor Tom Poes, als dat al voor Don Sombrero gebruikt werd? Wat ik mij echter afvraag, is of III wel écht voor Don Sombrero gebruikt werd. Ik zie in de uitgave van Don Sombrero van de MTVC (uit 2016) geen cijfer III achter de strooknummers staan.
In elk geval lijkt 1-III mij dus het nummer te zijn van een eerste
strook of aflevering van een Tom Poes-strip die Toonder inleverde bij
een opdrachtgever. De strips van Tom Poes
die in De Telegraaf verschenen, werden niet op deze manier genummerd: daar begon Toonder gewoon bij nummer 1, zonder ‘-III’ erachter.
En dus moet het in Toonders agenda om een andere Tom Poes-strip gaan dan die in De Telegraaf.
Kan het zijn dat het in Toonders agenda om de tekeningen van Tom Poes
in de grot gaat, die ik twee afleveringen terug ook al liet zien?
En dat zie je dus ook in Toonders agenda terug: op 3 juli noteert hij ‘Oerwoud 5-V’ en op 4 juli: ‘Oerwoud 6-V’: het gaat hier om de strip De Koning van het Oerwoud.
|