Bij veel woorden van Kwetal kun je wel raden wat ze betekenen. Niet alleen vanwege het zinsverband waarin ze staan, maar ook omdat ze lijken op bestaande woorden. Kil (‘vorst’), geijzigd (‘bevroren’) en gloedend (‘heet’) lijken op Nederlandse woorden die iets vergelijkbaars betekenen. Bommel snapt dat soort woorden ook wel:
“‘Bevroren,’ zei heer Bommel begrijpend.”
Er zijn ook woorden waar minder makkelijk een Nederlands equivalent voor te vinden is. Bijvoorbeeld ispen (‘trekken’), elders ook ipsen, is zo’n typisch Kwetalwoord dat je vaker tegenkomt, en waarvan je vanwege de context vermoedt dat het gaat om de trek naar het zuiden in de herfst. Maar waar haalde Toonder dit woord vandaan?
Pim Oosterheert denkt in zijn Bommellexicon aan het Latijnse woord ipse, dat ‘zelf’ betekent, en omschrijft ipsen als ‘tot zichzelf komen’. Dit is niet vreemd gedacht, want Nosce te ipsum, ‘Ken uzelve’ was een soort levensmotto van Toonder: de Latijnse vertaling van het opschrift boven de Griekse tempel van Apollo waar het Orakel van Delphi zich bevond.
Oosterheert verwijst ook naar de zwerver met wie Toonder volgens het eerste deel van zijn autobiografie, Vroeger was de aarde plat, als kind een ontmoeting had. Deze Peregrinus (‘Maar voor jou ben ik Pee geheten’) zegt op zeker moment:
“‘Ipse,’ zei hij met plotselinge verheffing van stem. ‘Ipse, ipsum, ipsimus! Dat zal help geven.’ Natuurlijk is dit niet woordelijk wat hij zei, want daarvoor is het te lang geleden. Maar de inhoud klopt wel, dat weet ik zeker, omdat ik er vaak mee gewerkt heb.”
Terug naar Kwetal. Noppig is ook zo’n typisch Kwetalwoord. Ik heb altijd al vermoed dat het zoiets als ‘blij’ of ‘prettig’ betekent. En hier wordt dat bevestigd. Vergelijk het met ‘in zijn nopjes zijn’.
Niet al Kwetals woorden worden door heer Bommel begrepen. De dwerg vraagt hem bijvoorbeeld om ‘wat nootmerg’. Heer Bommel belooft hem dat, ‘hoewel ik niet zo gauw weet wat het is’. Maar daarvoor heeft hij immers Joost, die hij opdraagt: ‘Enne eh... maak een beetje nootmerg klaar, als je wilt.’
En zo zien we Joost even later op een tekening met een notenkraker in de weer en kan heer Bommel Kwetal ‘een lekker kommetje nootmerg’ aanbieden. Die trekt echter een vies gezicht, en zegt na geproefd te hebben: ‘Dit is geen nootmerg. Het is niet futtig [‘krachtig’]. En ik word er ranselig [‘opgeblazen’] van.’
Met behulp van Doddeltje komt Bommel er later achter dat Kwetal nootmuskaat bedoelt. Dat is wat Toonder er ook in potlood bij heeft gezet als Kwetal het voor het eerst over nootmerg heeft: ‘is eigenlijk “nutmeg” (notenmuskaat)’.
Het gebeurt vaker dat Kwetal woorden gebruikt die aan het Engels ontleend lijken te zijn.
De vertaalster staat hier wel voor een uitdaging. Zij kan natuurlijk niet het woord ‘nutmeg’ gebruiken, want dan zou meteen duidelijk zijn wat Kwetal bedoelt. Een woord verzinnen dat juist lijkt op het Nederlandse woord, iets als ‘nutmusk’, is ook geen optie, want dan ligt het nog minder voor de hand dat een Engelstalige Joost noten gaat kraken om er ‘merg’ van te maken. De beste oplossing lijkt dan om het Engelse woord voor merg te gebruiken, marrow. Dan wordt het ‘nutmarrow’.
Afijn, ik ben blij dat ik geen vertaler ben, ik zou me er teveel het hoofd over breken.
Toonder maakte het zijn vertaalster ook zeker niet makkelijk. Bovenaan het eerste vel waarop Kwetal aan het woord komt (via bovenstaande link te downloaden), heeft hij de volgende opmerking geplaatst:
|