BommelDingen bekijk webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

De Ierse mannetjes van Marten Toonder

Eind juni 1977 had Marten Toonder de journaliste Elisabeth Maria Lampe-Soutberg op bezoek. Zij werkte voor Vrij Nederland en was vooral bekend onder de naam Bibeb. Dat is ook de naam die Toonder noteerde in zijn agenda, zowel op maandag 20 juni om 11.00 uur als woensdagavond 22 juni 7 uur.

Dat Bibeb niet genoeg had aan één dag, zal voor haar doen niet vreemd zijn geweest. Zij werd vooral bekend vanwege de diepte-interviews die zij allerlei beroemdheden afnam. Ook het vraaggesprek met Toonder, dat op 9 juli in Vrij Nederland verscheen, was tamelijk uitgebreid. Ze schrijft erin dat het gesprek zeven uur duurde. ‘Een dame met doorzettingsvermogen’, zo zou Toonder haar in 1982 omschrijven tegen Pim Stoel in de Haagsche Courant.

Toonder is tamelijk openhartig tegen Bibeb. Hij vertelt haar uitgebreid over vreemde voorvallen die hij in Ierland meemaakte, en die hij in verband brengt met de ‘andere wereld’, de wereld van onzichtbare wezens (door hem meestal aangeduid als ‘fairies’ of ‘shees’) die in het traditionele Ierse volksgeloof een belangrijke rol speelt.

Tegen de genoemde Pim Stoel verklaarde Toonder dat hij met haar ‘over allerlei zaken gesproken [had], maar háár belangstelling ging vooral uit naar het bovennatuurlijke. […] Bibeb was erg geïnteresseerd in die zaken, en toen ja, uit haar overigens uitstekende verhaal, leek het of ík juist zo verschrikkelijk geïnteresseerd was. Terwijl ik er eigenlijk helemaal aan gewend ben en me niet meer verbaas hier.’

Het stuk opent meteen al met een paar bijzondere ontmoetingen waarover Toonder vertelt.

“‘We reden in het westen op een eenzame weg, ver van de dorpen. Het was tegen de schemering. Opeens zagen we een kind voor ons uitlopen, een kind in een lange cape. Ik zei tegen Phiny: “Wat ziet dat kind er raar uit en hoe zou het hier komen?” We reden er langs, keken... ’t was een heel klein oud mannetje. Omdat we het nog een keer wilden zien, gingen we terug. De weg was totaal verlaten. En zijpaden waren er niet. Je hebt gemerkt dat Ieren altijd vriendelijk groeten maar dat mannetje deed dat níét. Het had een heel vreemde geladen blik.’
Hoe?
‘Zo.’ Beweegt de ogen duister, dreigend van links naar rechts, naar links.
‘Een andere keer kwamen we in het zuiden een vrouw tegen. Ze droeg een lang paars gewaad, zwarte mantel en zwarte punthoed. Je ziet hier vaker excentrieke lieden maar toch niet zo. En ze was niet opgemaakt. Bovendien was het ver van de bewoonde wereld. Ook zij had die vreemde blik. Even verderop zagen we een man in een rode mantel met zwarte laarzen en breed gerande zwarte hoed. En wéér dat vreemde kijken.
Ook zagen we een postbode, die fietste vóór ons uit. Hij had een cape om en de kap daarvan over z’n hoofd. ’t Was erg slecht weer. We passeerden hem en even verderop maakte de weg een scherpe bocht. Nauwelijks waren we die voorbij of we zagen de postbode rijden, vóór ons uit. We lieten hem achter ons en even later reed hij wéér voor ons. Het wás dezelfde. Ik heb er geen verklaring voor. Het zijn dingen die we gezien hebben.’
Had de postbode ook die vreemde blik?
‘Nee, hij keek ons niet aan. Hij was een beetje Plamoen-achtig.’
Door de rook zie ik zijn gezicht, vreemd fascinerend. Het linker, wijd open oog kijkt dwingend, het rechter, dat kleiner lijkt, dromerig. ‘’t Is de andere wereld,’ zegt hij relativerend glimlachend. ‘Doordat je in een auto zit, ontzeg je je zelf alle mogelijkheden tot contact. Je zit voor snot in die auto.’”

Ik denk dat Bibeb de eerste journalist was met wie Toonder dit soort verhalen deelde. Maar vervolgens heeft hij een dergelijk verhaal over een ontmoeting met een merkwaardig mannetje vele malen verteld in interviews, als hem gevraagd werd naar zijn geheimzinnige ervaringen in Ierland.

Daarbij is het me opgevallen dat hij de eerste en de laatste ontmoeting uit het gedeelte dat ik hierboven uit het interview heb aangehaald, heeft samengevoegd tot één verhaal. Ook varieert hij in de loop van de jaren in details ervan, en hij voegt er nieuwe gegevens aan toe.

Dat is bijvoorbeeld te zien in het derde deel van Toonders autobiografie (Onder het kollende meer Doo), waarin het verhaal in 1996 uiteindelijk ook belandde. Het gaat hier om een ‘kind, dat het soort cape aan had dat de postbodes toen nog wel droegen’, en dat bij het passeren een oud mannetje blijkt te zijn.

“Het was geen kind. Onder de puntkap keek een verweerd, oud gezichtje ons aan. Het was donker getint en het was gerimpeld als een belegen appeltje terwijl grijze stoppels op de kin samenkwamen in een dun baardje. Het meest vreemde waren de ogen die schuin omhoog liepen en waaruit een scherpe, loerende blik ons trof.”

Met dat ‘dunne baardje’ doet deze figuur nog het meest denken aan de dwerg Kwetal.

Nadat Marten en Phiny van schrik snel zijn doorgereden, bedenken ze dat het onbeleefd was om geen lift aan te bieden, maar als ze terugrijden blijkt het mannetje verdwenen. Een eindje verderop zien ze de gestalte echter weer voor hen uit lopen. Ze nemen dan een afslag omdat Phiny niet nog een keer langs ‘die griezel’ wil.

Toonder vertelt aan Pim Stoel dat men in Nederland vanwege het interview met Bibeb het idee kreeg ‘met een soort van kabouterfreak van doen te hebben. Kreeg ik een uitnodiging van een televisieomroep, die had een dame gevonden die echt kabouters zag lopen en of ik ook in dat programma wilde optreden. Dat heb ik toen toch maar niet gedaan.’

Toonder lijkt vervolgens ietwat huiverig om dit soort verhalen te vertellen. Telkens als hij naar dit soort zaken gevraagd wordt (en dat gebeurt steeds weer) meldt hij dat hij bang is om aangezien te worden voor ‘de man die kaboutertjes ziet’. Maar vervolgens vertelt hij toch maar weer steeds ditzelfde verhaal.

Het feit dat het verhaal op details steeds verschilt, geeft mijns inziens aan dat er twijfels gezet kunnen worden bij de juistheid van het verhaal. Eiso Toonder schreef mij over zijn vader dat die allereerst een verteller was.

“Wat hem aantrok in al datgene waar hij kennis van nam, was het verhalende element. […] Martens beleving van zijn omgeving kreeg dan ook bijna instinctief een verhaalvorm, waarin de optredenden als het ware tot stripfiguren herleid werden en waarin het gebeuren (of de inhoud van zijn lectuur) automatisch werd overdreven, maar aan de andere kant tot de kern herleid werd.”

Over dit concrete verhaal vertelde Eiso mij:

“Het is een ervaring die mijn moeder, Phiny, en mij overkwam toen we een ritje door County Kerry maakten en een oud vrouwtje (geen mannetje) passeerden. We keerden terug om haar een lift te geven, maar ze was verdwenen – hoewel er nergens zijpaden of verstopplekken waren. We vertelden MT er over, en hij maakte zich het voorval eigen.”

Enkele maanden na het vraaggesprek met Bibeb interviewde Johan De Roey Martens jonger broer Jan Gerhard voor het Vlaamse blad Knack. In dit gesprek, dat op 27 oktober verscheen, kwam ook Marten aan de orde. Het is interessant hoe Jan Gerhard de wonderlijke ervaringen in Ierland van zijn broer duidt:

“In ‘Vrij Nederland’ vertelt uw broer aan Bibeb prachtige verhalen over spoken in Ierland. Gelooft u er ook in?
– Toonder: Marten kan daar heel leuk over praten, heel boeiend. Dan denk je dat hij daar werkelijk mannetjes ziet lopen en elfjes. Voor hem is dat duidelijk allegorisch. Hij voelt krachten in de natuur. Die voelt de mens al van zolang er gedicht en geschilderd wordt. Hij gebruikt er gemakshalve die termen voor en mijmert daar lekker over. Ik ben daar wat nuchterder in. Begrijp niet verkeerd: ik kan er met hem goed over praten. Ik begrijp precies wat hij bedoelt. Ik zou nooit, zoals Bibeb het in Vrij Nederland doet, hem zo letterlijk daarin citeren. Maar hij doet het zo boeiend, ik kan me voorstellen, dat een interviewer er haast niet onderuit komt.”

Sinds ik vorig jaar zelf in Ierland ben geweest, kan ik me heel goed voorstellen dat het sprookjesachtige landschap en de woeste natuur van Ierland bij een fantasievolle geest zoals die van Marten Toonder dit soort verhalen oproept. Rijdend door de prachtige voorjaarsbossen bij Killarney verwachtte ik elk moment achter een kromme boom een klein mannetje met een kruiwagentje tevoorschijn te zien komen.

*

Over Ierland gesproken. Dit jaar kon ik het land helaas niet bezoeken. Deze week stond er eigenlijk weer een Toonderreis gepland, maar ook deze kon om bekende redenen niet doorgaan. Voor volgend jaar mei en juni staan er weer twee nieuwe Toonderreizen naar Ierland op de agenda, in de hoop dat de tijden dan gunstiger zijn. Lees er hier meer over.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar .
Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor Bommeldingen hebt ingeschreven.

Reacties vind ik altijd leuk! Dat kan simpelweg door deze e-mail te beantwoorden.

Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden. Zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link.

Eerdere afleveringen gemist? Je kunt ze hier nalezen.

Afmelden kan hier.
MailerLite