BommelDingen bekijk webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Van bom-melding naar Bommel-ding

Deze week laat ik een leuk briefje zien dat zich in het Toonderarchief in het Literatuurmuseum in Den Haag bevindt.

Over de naam van mijn wekelijkse e-mail schreef ik een jaar geleden dit stukje. Het woord bommelding behoort tot een groep woorden die ook wel als ‘bommelwoorden’ worden aangeduid: verwarrende woorden, die op twee manieren kunnen worden gelezen. Die je in eerste instantie gauw op de verkeerde manier leest, en pas in tweede instantie op de goede.

Deze verwarring werd voor bommelding ook gesignaleerd door de Wageningse wetenschapper A. Dieleman-Van Zaayen, die in 1972 promoveerde op het proefschrift Mushroom virus disease in the Netherlands. Zij nam daarbij ook de volgende stelling op: ‘Het woord bommelding suggereert ten onrechte een verband met heer Olivier B. Bommel’.

In het Toonderarchief trof ik het volgende interessante briefje aan:

Dit ‘kattebelletje’ moet van Joop Lücker zijn, een goede vriend van Marten Toonder, die na zijn hoofdredacteurschap van de Volkskrant en De Tijd vanaf 1974 het persbureau Vandaag bestierde. Met enige goede wil kun je in de krabbel waarmee hij ondertekent ‘Joop L’ lezen.

Lücker heeft er een klein krantenknipseltje aan vastgeniet waarin het kopje ‘Bommelding’ voorkomt. Zeker zo, met een hoofdletter, is de kans groot dat de lezer in eerste instantie aan heer Bommel denkt in plaats van meldingen over bommen die op ontploffen staan.

In het briefje schrijft Lücker:

“Je hebt de Nederlandse taal al verrijkt met een aantal uitdrukkingen en nieuwe woorden. Als je ’n verhaal over een Bommel-ding zou schrijven, zou je waarschijnlijk ook nog bereiken dat het woord Bom-melding uitgestoten wordt.”

Het leuke is dat Toonder daadwerkelijk iets met Lückers suggestie heeft gedaan. In 1983 publiceerde hij namelijk het verhaal met de titel ‘Heer Ollie en een Bommelding’. Dat heeft Lücker helaas niet meer meegemaakt, want die overleed in 1980.

Toonder nam niet letterlijk Lückers suggestie ‘Tom Poes en ’n Bommel-ding’ over. De hoofdpersoon van het verhaal werd heer Bommel, niet Tom Poes. Maar om tweemaal ‘Bommel’ in de titel te vermijden, werd het bij uitzondering ‘Heer Ollie’ in plaats van ‘Heer Bommel.’

Wel heeft hij als lidwoord voor het woord ‘Bommelding’ in navolging van Lückers ‘’n’ gekozen voor ‘een’. En als je erover nadenkt, is dat logischer dan een keuze te maken voor ‘de’ of ‘het’. Bij zo’n keuze zou namelijk de dubbelzinnigheid verdwijnen: het zou dan duidelijk worden of het zou gaan om de bom-melding of het Bommel-ding.

Onder Lückers briefje heeft Toonder enkele uitdrukkingen genoteerd die hij blijkbaar zag als zijn toevoegingen aan de Nederlandse taal. Alsof hij wilde nagaan in hoeverre Lückers eerste zin klopte:

“Kommer & Kwel (Hachelbouten)
Groot groeien (Grootgroeiers)
Toen werd het toch nog gezellig (algemene opmerking bij einde)”

Van dit lijstje is ‘kommer en kwel’ uit het verhaal ‘Heer Bommel en de Hachelbouten’ (1960) natuurlijk Toonders bekendste taalverrijking: deze heeft de Dikke van Dale gehaald. Waarom Toonder ‘groot groeien’ hier noemt, kan ik niet helemaal plaatsen: ook vóór het verhaal ‘Tom Poes en de grootgroeiers’ (1948) sprak men al van ‘groot groeien’, zo leert mij een simpele zoekopdracht in de krantendatabank Delpher.

Dat hij de zinsnede ‘toen werd het toch nog gezellig’ noemt, vind ik verrassend: ik ben hem in elk geval tegengekomen aan het slot van ‘Tom Poes en de split-erwt’ (1957), waar heer Bommel Tom Poes tijdens de slotmaaltijd na een paar betweterige opmerkingen de mond snoert:

“‘Ik weet niet, wat je bedoelt,’ zei heer Bommel koel. ‘Maar ik stel voor om het onderwerp te laten rusten. Het is jammer van deze eenvoudige doch voedzame maaltijd om te zitten kibbelen.’
Nu, daar was de geleerde
[Prlwytzkofski] het mee eens en zo werd het toch nog gezellig.”

En vergelijkbare zinnen staan ook in de slotafleveringen van ‘De Viridiaandinges’, ‘De verdwenen heer’, ‘Het platmaken’, ‘De slijtmijt’ en ‘De grijze kunsten’. In Delpher tref ik de letterlijke zin ‘toen werd het toch nog gezellig’ voor het eerst in 1975 aan. Maar grondiger onderzoek zou moeten aantonen of dit inderdaad Toonders vinding is.

Met de kennis van nu zijn er nog een aantal andere woorden en uitdrukkingen van Toonder te noemen die definitief doorgedrongen zijn tot in ons taalgebruik (minkukel, denkraam, breinbaas, dorknoper, een eenvoudige doch voedzame maaltijd…), maar wellicht was dat voor Toonder ten tijde van dit briefje nog niet zo duidelijk.

Terug naar het woord bommelding, en naar het briefje van Lücker. Zijn stelling dat Toonder met een verhaal over een Bommel-ding zou kunnen bereiken dat het woord bommel-ding uit de taal gestoten zou worden, is natuurlijk een interessante gedachte. Zou Toonders invloed op de Nederlandse taal zo groot zijn dat hij die niet alleen zou kunnen verrijken met woorden, maar er ook bestaande woorden uit zou kunnen schrappen…?

In elk geval lees ik persoonlijk nooit meer iets in de krant over bom-meldingen. Ik kom alleen maar bommel-dingen tegen.

*

De komende weken houd ik tweemaal de lezing ‘Heer Bommel en de Bijbel’. En wel in het westen en in het noorden van het land:

  • zondag 16 februari in Lekkerkerk (15:00 uur, Grote Kerk, Kerkplein 4)
  • donderdag 27 februari in Assen (14:30 uur, De Open Hof, Sleutelbloemstraat 1)

Zie ook de agenda op mijn website voor alle geplande lezingen in de komende tijd.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar .
Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor ‘BommelDingen’ hebt ingeschreven.

Reacties vind ik altijd leuk! Dat kan simpelweg door deze e-mail te beantwoorden.

Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden. Zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link.

Eerdere afleveringen gemist? Je kunt ze hier nalezen.

Afmelden kan hier.
MailerLite