Vandaag wat bespiegelingen naar aanleiding van de actualiteit en van reacties op mijn boek Bommeldingen.
Nee, ik ga het in dit stukje niet hebben over de oorlog in Oekraïne.
En toch overkwam het mij de afgelopen weken dat ik mij afvroeg: wat is de zin van het uitbrengen van een boek als Bommeldingen als er daar zulke verschrikkingen plaatsvinden? Vreemd misschien, maar ik ben blijkbaar iemand die zich dat soort dingen afvraagt.
Ik schaamde mij zelfs even voor de titel van mijn boek. Het leek zo’n leuke dubbelzinnige titel, Bommeldingen. Maar de bom-meldingen die we dagelijks over ons uitgestort krijgen, zijn verre van leuk.
Tot een lezer me vertelde elke avond een hoofdstuk uit het boek te lezen om al het onheil te verdrijven.
Toen kreeg het boek voor mij ineens weer zin.
Als het blijkbaar werkelijk zo is dat er lezers zijn die ik met mijn stukjes help om even de gedachten op iets anders te richten dan de dagelijkse golf van onheil die via alle media over ons heen gestort wordt… Ja, dan maakt mij dat dankbaar. Niet dat ik ze ooit met die intentie heb geschreven, maar het is een mooie ‘bijwerking’.
‘Ik wist niet dat ik het in mij had,’ zou heer Bommel zeggen.
Vermaak. Verstrooiing. Het lijkt soms iets triviaals, maar het is zo belangrijk, voor ieder mens. Ik denk zelfs dat het noodzakelijk is om überhaupt het leven aan te kunnen. Niet met de bedoeling om weg te kijken of te doen of er geen narigheid is – begrijp me niet verkeerd. Maar om de boel innerlijk in balans te houden.
Marten Toonder wist dat ook. Hij beschrijft in zijn autobiografie hoe hij en zijn broertje op jonge leeftijd al ‘een fantasiewereld geschapen hadden, die echter was dan het alledaagse leven’. De ‘wereld van Aino Kaino’.
Ook Phiny kende zo’n wereld in haar jeugd: voor haar was het sprookjesboek Moeder de Gans van Perrault met platen van Doré ‘de deur naar een andere wereld’.
Toen het oorlog was, was hard werken voor beiden een manier om zich staande te houden. Toonder schrijft:
Het was gemakkelijk om in het werk te verdwalen wanneer de radio zweeg. Natuurlijk was dat een soort vlucht, want we waren doordrongen van het feit dat dit het einde van een tijdperk was – en dat we geen enkel beeld of idee van de toekomst hadden.
In deze donkere periode gebeurt het ‘zo nu en dan dat ik zat te tekenen of te schrijven met het gevoel van “de andere wereld”, dat ik vroeger zo goed kende toen ik nog met Jan onder de tafel speelde.’
Veel lezers zullen dit in die tijd ook zo hebben ervaren. Wie De Telegraaf kocht, las weinig meer dan Duitse oorlogspropaganda. Maar gelukkig was er dan op pagina 2 dat verhaaltje van Tom Poes. En die speelde in een heel andere wereld, waarin die nare oorlog afwezig was.
Ook na de oorlog bood het werken Toonder vaak soelaas. Als hij in zijn autobiografie bijvoorbeeld een moment van grote financiële zorgen beschrijft, volgen er de volgende regels:
Het was niet de eerste keer dat ik thuis met een verslagen gevoel aan mijn Bommelverhaal ging werken; maar zoals gewoonlijk vergat ik alles toen ik eenmaal begonnen was. Het verhaal werd belangrijker dan de werkelijkheid.
Er was een tijd dat men dat verschijnsel ‘escapisme’ noemde. Een vlucht; een vlucht uit de werkelijkheid, wanneer de moeilijkheden te groot worden. Maar zo voelde ik het niet. Het was voor mij de wereld waarin alles mogelijk is, terwijl de realiteit zich moeizaam tracht aan te passen.
Voor Toonder bracht zijn werk hem in een andere werkelijkheid, die hij de Andere Wereld noemde. Het is die Andere Wereld die hij op papier overbracht door middel van zijn verhalen en zijn tekeningen. En waar wij dus ook naartoe kunnen door die verhalen te lezen. Waarin we zo lang kunnen ronddwalen als we willen.
Nog even een andere reactie op mijn boek. Die kwam ik tegen op de blog van ene Argusvlinder (lees hem hier). Een toepasselijke naam trouwens, zie ook mijn ‘Bommelding’ van vorige week.
Hij noemt het boek Bommeldingen
in zijn aanhef ‘echte fanlectuur’. Een adequate typering, lijkt me: ik ben een échte fan van Toonder en Bommel die zich in zijn schrijven vooral richt op échte Bommelfans.
Maar even verderop blijkt dat de schrijver deze kwalificatie toch niet helemaal als een aanbeveling bedoelt. Hij schrijft namelijk:
Dit boek van Klaas Driebergen schiet wel eens door in bewondering: ik hoef niet te lezen over alle automodellen die Marten Toonder ooit heeft bezeten en gereden.
Argusvlinder stipt hier een interessante kwestie aan. Want inderdaad: ik kan niet ontkennen dat ik zo geboeid ben door de persoon van Marten Toonder dat ik het zelfs interessant vind om uit te zoeken wat voor auto’s hij bezat. Gaat het dan niet wat te ver om daarover te schrijven in een stuk over Bommels Oude Schicht? Vindt de gemiddelde lezer dat nog wel interessant? Ik heb me dat ook serieus afgevraagd tijdens het schrijven ervan. Zijn Bommelfans ook altijd Toonderfans, die dit soort zaken willen weten?
Ik vraag me dit vaker af. Een tijdje terug heb ik uitgezocht van welke muziek Toonder hield. Vooral omdat ik dit zelf boeiend vind, als klassieke muziekliefhebber. Maar vindt de gemiddelde lezer van Bommeldingen dat soort zaken ook interessant? Of moeten Bommeldingen vooral over Bommel gaan? Ik ben wel benieuwd daar wat meer over te horen, dus als je je geroepen voelt te reageren: doen!
O ja: vanmiddag was ik even te horen op de radio van Omroep Vlaardingen. Jacques Nachtegaal interviewde mij over mijn nieuwe boek. Je kunt het hier terugluisteren (vanaf ongeveer 6:10 tot 19:15).
|