Deze is door Reynaert doodgebeten, net als meerdere andere zoons en dochters van Cantecleer. Voor de koning aanleiding om de vos voor het hof te dagen.
Van den vos Reynaerde
is geschreven in de tweede helft van de dertiende eeuw door ene Willem, ‘die Madocke maecte’, zoals de eerste regel zegt – die ook de Madoc schreef.
Willem baseerde zijn verhaal op een gedeelte uit Le Roman de Renart: een reeks Franse verhalen van rond 1175 waarin steeds een vos Renart de hoofdrol speelt. Deze verhalen waren rond 1200 zo populair dat het woord renard zelfs het Franse woord voor ‘vos’ werd (in plaats van het Oudfranse woord goupil).
Ook in Le Roman de Renart komt een haan voor: Chantecler. Waarbij het voor Fransen meteen duidelijk was dat deze naam was opgebouwd uit de woorden chanter
(‘zingen’) en clair (‘helder’, ‘duidelijk’ of ‘licht’).
Een verhaal in Le Roman de Renart is ‘Renart et Chantecler le Coq’. Dat is een uitgebreide bewerking van een bestaande dierenfabel over de vos en de haan. In dit verhaal vraagt de vos de haan om zijn mooie gezang te laten horen – wat duidelijk vleierij is, want in werkelijkheid is het gekrijs van het dier niet om aan te horen. Maar omdat de haan daarbij ook de ogen sluit, kan de vos hem gemakkelijk te pakken nemen. Achtervolgd door de boeren en hun honden weet de haan de vos echter zover te krijgen dat hij zijn bek opendoet om zijn achtervolgers te bespotten, waardoor hij weg kan vliegen. Op zijn beurt heeft hij de vos dus beet.
|