“Doch niemand sloeg acht op zijn kalmerende woorden, die trouwens verloren gingen in het gebrul van de stalen monsters. Van achter de heuvel kwamen zij te voorschijn: de happers, de grijpers, de malers en de schuivers – en met een geronk, dat de natuur deed trillen, drongen zij op hem in.”
Het zijn gruwelijke apparaten, je zou er nachtmerries van krijgen. Hun grijpers lijken voorzien van scherpe tanden, die hun monsterlijkheid vergroot. Je moet haast denken aan bepaalde dinosauriërs.
Niet alleen het uiterlijk van deze machines maakte ze monsterachtig, ook hun benamingen. Vooral een term als ‘happer’ klinkt dierlijk.
Ik moet bij de apparaten in dit verhaal denken aan het verhaal ‘Het Verschiet’, het eerste Bommelverhaal dat ik las toen ik op mijn dertiende aan Bommel verslingerd raakte. Een beklemmend verhaal over een toekomststad waarin de machine het heft compleet in handen heeft genomen. Alle koolstoffen worden als schadelijke afvalstoffen in het riool gedumpt, inclusief de geleerden die de stad bedachten.
Ook in dit verhaal worden monsterlijke machines ten tonele gevoerd. Zo is er bijvoorbeeld de volgende ‘akelige optocht’ die ’s nachts aan komt rijden om het bos om te kappen:
|