Hij zegt tegen Tom Poes:
‘En omdat het niets voor een heer is om alléén te genieten nodig ik je uit om mee te gaan, jonge vriend. Het is leerzaam voor je. En bovendien zou je het toch ook niet leuk vinden om je oude vriend met zijn teer gestel en de bagage te laten rondtobben, zeg nu zelf.’
‘H’m’, zei Tom Poes, ‘ja, ja.’
Laten we het maar bij dit commentaar van Tom Poes houden.
Dan een plaatje dat ik tot voor kort nog niet kende. Het komt uit het kleine boekje Een bonte beestenbende, ‘Uitgegeven in 1969 door de Educatieve Dienst van de Dienst voor Schone Kunsten der gemeente ’s-Gravenhage en de Haagse kunststichting voor de Jeugd’. Daarin wordt door de auteurs W. Sarter en M. Kramers een reeks voorbeelden gegeven van dieren in de kunst, van het stenen tijdperk tot op heden.
Het laatste hoofdstukje is getiteld ‘Dieren als mensen’, waarin het gaat over verhalen en sprookjes waarin sprekende dieren voorkomen. ‘Zulke dierenverhalen zijn eigenlijk vergelijkingen met de menselijke samenleving waarin de misstanden worden bespot en veroordeeld. De betekenis van goed en kwaad, van wat wél en wat niet mag wordt in dergelijke verhalen aan de mensen duidelijk gemaakt.’ Een eerste voorbeeld is Reinaart de Vos, maar daarna worden er twee verhalen genoemd waarin de kat optreedt: het sprookje van de Gelaarsde Kat, en in ‘het stripverhaal van de herebeer Ollie B. Bommel’, waarin de kat ‘de verstandige en vindingrijke vriend’ is.
Ernaast de volgende tekening:
|