Blijkbaar is dit een favoriet lied van heer Bommel, en dus is het de moeite waard om ook hier nog even nader op in te gaan.
Er zijn ongetwijfeld lezers die ‘Ramona’ kennen van de versie van de Blue Diamonds uit 1960. Dit bandje, bestaande uit de twee Indonesisch-Nederlandse broers Riem en Ruud de Wolff, brak er in dat jaar mee door; het werd in het jaar erop zelfs een wereldhit. (Beluister het hier op YouTube.)
Maar er is dan weer net zoiets aan de hand als met die ‘Figaro-parodie’: het ikselverhaal verscheen al zeven jaar vóór 1960, toen de Blue Diamonds nog niet eens als band bestonden, dus hun ‘Ramona’ kan heer Bommel nog niet gekend hebben.
Het oorspronkelijke lied ‘Ramona’ is dan óók weer dertig jaar ouder: het stamt uit 1928. Het is de titelsong van de stomme film getiteld Ramona, dat op zijn beurt weer een verfilming is van een gelijknamige avonturenroman van de Amerikaanse activistische schrijfster Helen Hunt Jackson uit 1884. Ramona is het hoofdpersonage van dit verhaal: een half Schots, half Indiaans weesmeisje dat te lijden heeft onder discriminatie.
Het lied (ook op YouTube) klinkt in de uitvoering van de film, gezongen door de Mexicaanse hoofdrolspeelster Dolores del Río, heel anders: het is een wals, veel langzamer gespeeld en gezongen dan de versie van The Blue Diamonds. Het werd in 1928 ook direct al op plaat opgenomen door bijvoorbeeld jazz-zanger Gene Austin (beluister hier) en in het Nederlands door de in die jaren populaire cabaretier en volkszanger Kees Pruis (dat klinkt zo).
Bommeldingen-lezer Dick de Boer wees me erop dat 1928 ook het jaar was dat Marten en Phiny op dansles gingen, en ‘het ligt voor de hand dat ze er toen al op hebben gedanst!’ Gewalst dus, bijvoorbeeld op die versie van Kees Pruis.
(Overigens: een verwijzing naar een ander liedje van Kees Pruis is te vinden in het verhaal ‘De pijpleider’. Daarin beslist Ibbele Hoeder dat zijn schaapskudde naar het Stille Dal gaat. Waarop zijn assistent Dobbe Drijver beveelt: ‘Naar het Groene Dal’. Een van Pruis’ bekendste liedjes was ‘De kleinste’ uit 1926, dat begint met: ‘In ’t groene dal, in ’t stille dal, waar kleine bloempjes groeien’…)
Als heer Bommel dus het lied ‘Ramona’ dirigeert, dan slaat hij een driekwartsmaat, en als hij de zangpartij ervan ten gehore brengt, dan zingt hij:
Ramona, nog komt me dikwijls voor de geest
De tijd dat we zo gelukkig zijn geweest
En ik vraag dan, waarom toch
Ben jij gekomen in mijn bestaan
Jij bracht mij het zonlicht, dat nu
Voorgoed is ondergegaan
Ramona, ik voel me dikwijls zo bedroefd
Waarom heeft het noodlot mij zo zwaar beproefd
Er is op de hele wereld voor mij maar één vrouw
Ramona, mijn leven hoort jou.
Het is een beetje een smartlap, een tamelijk sentimenteel lied. De onbewuste wensdroom die heer Bommel hier met het ikselapparaat laat verschijnen, houdt niet alleen in dat hij stiekem een groot dirigent of zanger zou willen zijn, maar kan ook iets met liefdesperikelen te maken hebben. Liefdesperikelen waar wij verder niets vanaf weten.
|