Sim Slingervinger hief zich glimlachend op en begon zijn instrument te bekloppen op oorverdovende, doch maatvaste wijze. Daarbij hief hij met een huilerige keelstem een lied aan, waarvan de woorden voor heer Bommel grotendeels verloren gingen. Hij was te zeer verdiept in zijn eigen kommer. Maar op het moment dat de zanger begon, hield het trekken aan zijn voeten op, zodat Tom Poes hem, met enige moeite, op het pad kon trekken.
Het moeras was nu geheel in beweging gekomen. In plaats van gasbellen stegen er overal vreemde, witte kopjes boven de oppervlakte. Zonder twijfel waren dit de larven waarover de gids gesproken had.
Slingervinger weet de nozellarven nogal op te jutten met zijn liedjes, zoals:
‘O nozel!
Kort is de jeugd, kort duurt de vreugd, o nozel!
Dein en woel in de poel, o nozel!’
‘Onnozel!
Al wat oud is, al wat koud is, is onnozel!
Wat leeft in sleur, grauw van kleur,
Muf van geur, is onnozel,
O nozel!’
‘Dein en woel in de poel, o nozel!
Plons en plas in je moeras, o nozel!
Want kort is de jeugd en kort is de vreugd, o nozel!’
‘Al wat oud is, al wat koud is, is onnozel!
Oud en koud, muf en suf,
Voeten op de grond, buiken rond.
Onnozel!’
De volwassen Drasglomers nemen hem deze liederen niet in dank af.
Nozels is een prachtig gevonden benaming voor de Drasglomers in de puberleeftijd. Het is allereerst het tegenovergestelde van onnozel: dat is on- plus nozel, dus dan zou nozel logischerwijs ook moeten bestaan. Maar hoewel er in de Middeleeuwen een werkwoord nosen bestond, dat ‘schaden, leed doen’ betekende, is dat in onbruik geraakt.
‘Een Drasglomer die pas uit het ei komt, is onnozel’, legt Slingervinger uit. ‘Wanneer hij een echte larf wordt, wordt hij nozel. Dan woelt en deint hij in het moeras; dat is een lastige leeftijd!’ Als hij volwassen is en aan land komt, is hij ‘een echte Drasglomer’ geworden, ‘en dan is hij dus weer onnozel’.
Het woord lijkt ook op nozem: de term die in de tijd van het schrijven van het verhaal vaak werd gebruikt om jongeren aan te duiden die uit verveling relschopten. De politie trad soms hardhandig tegen ze op, net zoals de Drasglomers zonder pardon stenen in het moeras gooien als de nozellarven te lastig worden.
Het kan niet anders dan dat Slingervinger met zijn liedjes net als met de jonge feunix (eerder in dat jaar 1959) verwijst naar de muziekstijl waarvan jongeren eind jaren vijftig in de ban raakten: de rock-’n-roll van artiesten als Bill Haley en Elvis Presley. Een kleine verwijzing hiernaar is het ‘Geld en Roll’ in een nieuw lied dat de zanger ‘luidkeels’ inzet op het moment dat heer Bommel hem met geld op pad gestuurd heeft (want ‘geld speelt geen rol’, uiteraard) om bouwmaterialen te regelen voor het Olivier B. Bommel Centrum dat hij wil oprichten om het achtergebleven Drasgloom ‘op te heffen’:
‘Geld en Roll,
Bol en hol,
Prollebol.’
De rock-’n-roll bracht ook nieuwe, wildere manieren van dansen met zich mee die niet door alle ouderen op prijs werden gesteld. Denk aan de heup- en beenbewegingen van Elvis, die als onzedelijk werden beschouwd – het werd hem in oktober 1957 zelfs verboden om op het podium met zijn heupen te schudden. En de film Rock Around the Clock (1956) die spontante danspartijen onder bioscoopbezoekers veroorzaakte, maar ook ongeregeldheden als het dansen op straat doorging.
In het licht hiervan moet de uitspraak van de baker worden gezien, die heer Bommels pogingen om de nozellarven op te voeden op haar manier uitlegt:
‘Hij is een zedenbederver!’ riep nu de baker uit, die aan het hoofd van een andere groep naderde. ‘Hij wil dansen met onze slikwoelertjes!’
Weer thuisgekomen blijkt dat Sim Slingervinger zeer snel een nieuw
baantje heeft gevonden: hij treedt met zijn liedjes op voor de
televisie. Joost mag de tv graag extra hard zetten bij het horen van de
muziek van deze ‘nieuwe ster […], die in korte tijd erg populair
geworden is, met uw welnemen. Vooral bij de jeugd.’
Zijn werkgever kan het niet waarderen. ‘Wat is dat toch voor een
lawaai, Joost? […] Het lijkt wel alsof men daar aan het timmeren is.’
|