‘Onzin, jonge vriend. Onzin en bijgeloof! Trouwens, rovers wonen tegenwoordig in de stad. Zo’n bos is puur natuur. Wild en ongetemd, maar puur en zuiver, als je me volgen kunt.’
Op het geluid van zijn woorden richtte zich een figuur uit het hoge gras op. Het was de markies De Canteclaer van Barneveldt, die op die plek een zeldzame paddestoel geplukt had.
‘Parbleu’, sprak hij. ‘Als dat eh… Bommel niet is! Ge praat naar ge verstand hebt, amice! Ik durf met u wedden om een duit tegen honderd florijnen, dat ge niet alleen een peppelzwam durft gaan plukken.’
‘Een peppelzwam?’ herhaalde heer Ollie. ‘Waarom niet?’
‘Omdat die alleen maar bij de Knookpeppels voorkomt’, verklaarde de edelman. ‘En die bevinden zich diep in dat woud.’
De markies is hier bezig om champignons te plukken, zoals verderop in het verhaal gemeld wordt. Al lijkt het exemplaar dat hij in zijn hand heeft wel wat op een groene knolamaniet, een zeer giftige paddestoelensoort (en zeker niet zeldzaam). Hopelijk weet hij wat hij doet…
Peppelzwammen verwijzen naar paddestoelen die op de peppel groeien, een oude naam voor populier. Een bekende peppelzwam is de populierleemhoed, Agrocybe cylindracea, ook wel Agrocybe egerita genaamd, een zwam die in Nederland vooral op de levende stammen van aangeplante populieren groeit. Het is een geliefde eetbare paddestoel, die veel wordt gekweekt, vooral in China en Japan (waar hij de Yanagi Matsutake wordt genoemd).
Een andere opvallende paddestoel op (omgezaagde) populier is de wollige bundelzwam. Maar er zijn nog talloze andere zwammen die exclusief in een symbiose (mycorrhiza) leven met deze boomsoort, waarvan vele Nederlandse namen getuigen zoals populierentaailing, populierenvaalhoed, populierenvuurzwam, populierenmelkzwam, populierridderzwam, enzovoort.
Net als in ‘De zwelbast’ en ‘De liefdadiger’ gaat heer Bommel de weddenschap natuurlijk aan. Hij laat zich door de heks Neppa Kornoelje zogenaamd onzichtbaar toveren en begeeft zich naar de plek waar de Knookpeppels groeien.
In het midden van het Donkere Bomen Bos is een heuvelachtige, open plek, waar alleen maar een paar oude populieren groeien. Zo’n heuvel biedt weinig beschutting voor bangelijke figuren, maar de laatste tijd was het de verblijfplaats van twee rovers, die zó woest waren, dat ze in de wandeling wildemannen genoemd werden.
Merk op dat de paddestoelen bovenop de heuvel in een heksenkring lijken te groeien:
|