Kardinge Groeit: thuis van de reeën
Wie Kardinge kent, kent de prachtige groep reeën die regelmatig de graslanden bezoeken. Boswachter Bart Zwiers vertelt er meer over.
“In Kardinge zitten ongeveer 20 tot 30 reeën. Prachtige beesten zijn het, maar ze zijn wel bang voor mensen en nog veel banger voor honden. Alleen al de geur van mensen of honden jaagt ze schrik aan. En een bange ree is een gevaar voor zichzelf. In blinde paniek rennen ze weg en regelmatig komen ze zo om in het verkeer. Maar ze kunnen zich ook letterlijk doodschrikken; de hartslag wordt dan zo hoog dat ze het niet of ternauwernood overleven. Daarom richten we rustgebieden voor ze in, vragen wij wandelaars op de paden te blijven en moeten honden aangelijnd zijn.
Reeën kunnen zich snel uit de voeten maken bij gevaar en zich goed verstoppen. Maar als ze geen uitweg zien proberen ze het gevaar weg te jagen door met een voorpoot op de grond te stampen en een soort keffend geluid te maken. Ik heb een paar keer zo’n blaffende ree getroffen en dat blijft toch altijd schrikken.
Reeën krijgen hun jongen meestal in mei, maar als het voorjaar laat op gang komt, komen de reekalfjes ook later. Een ree heeft namelijk een heel bijzonder oerinstinct en kan de groei van de foetus remmen als de omstandigheden voor een geboorte ongunstig zijn.
Na de geboorte laat de moeder het kalf op een veilige plek achter en komt alleen terug om het te zogen. Zo’n reekalfje dat alleen is, moet je nooit oppakken. Jouw lichaamsgeur jaagt de moeder weg. Dat het daar alleen ligt is niet zielig, dat hoort zo. Als het reekalf weg moet, bijvoorbeeld om het weiland te maaien, pak het dan op met een grote pluk gras om geen geur over te dragen en leg het aan de bosrand.”
|