– Fragment –
Cadeau Ik weet vanaf de eerste dag dat ik nog iets aan hem wil geven. In de middag als de zon alweer begint te dalen, komen we bij een verlaten schuur. Ik twijfel, is het verlaten genoeg? Het is een intense oefening waar ik geen pottenkijkers bij wil hebben. We klimmen over het hek en lopen naar de schuur. Het is een goede plek.
“Ik wil je nog iets geven”, zeg ik tegen hem. “Het is iets wat je nodig hebt om jezelf meer te laten zien.”
Ik vervolg: “Het is mannelijke kracht die je bijvoorbeeld bij rugby en judo ziet. Je ziet in die sporten dat de mannen in de ontmoeting bij elkaar een kracht oproepen. In een scrum of tijdens een grondgevecht halen ze het beste in elkaar naar boven. Bij deze oefening komt diezelfde kracht naar boven. Het bijzondere van deze oefening is alleen dat je hem in contact doet.”
Aarzeling Ik zie zijn ogen heen en weer schieten. Hij is even in zijn eigen wereld waar hij die informatie tot zich neemt. In de afgelopen dagen heb ik die ‘vertrekkende’ beweging vaak gezien. Ik weet dat hij het spannend vindt, maar dat hij dat niet laat zien. Hij heeft geleerd om zichzelf goed te verbergen.
Ik vervolg: “Jij gaat zo meteen met je rug tegen de schuur staan. Je plaatst je handen op mijn borst en ik plaatst mijn handen op jouw borst. Mijn doel is dat ik – met al mijn kracht – jou door de muur probeer te duwen. De muur en jouw gestrekte armen houden me tegen”, stel ik hem gerust. “Ik heb dit vaker gedaan. Als ik duw dan schreeuw ik in jouw gezicht: ‘Hier ben ik.’ In die duwende kracht, blik en schreeuw ontmoeten we elkaar op diepgaande wijze.”
Ik weet dat hij me vertrouwt, maar toch zie ik hem aarzelen. “Wil je deze oefening doen?” vraag ik hem.
“Ja”, antwoordt hij voorzichtig.
Hij gaat tegen de muur staan en hij kijkt rustig voor zich uit. Ik merk dat ik gespannen ben. Ik voel een onbestemd gevoel in mijn buik. Ik moet mezelf altijd voor deze oefening ‘ophalen’. Het is alsof je je klaarmaakt voor een ‘haka’. Ik sluit mijn ogen en maak contact met die kracht in mij. Mijn gedachten gaan uit naar de belangrijke mannen in mijn leven. Ik zie mijn vader achter me staan, daarachter staan mijn ooms en verderop staan mijn twee opa’s rustig toe te kijken.
Ongemak, spanning en de vluchtweg “Ik heb dit vaker gedaan, maar ik merk dat ik zenuwachtig ben en ik weet niet waarom”, zeg ik tegen hem.
De spanning bouwt zich op. Na enkele minuten loop ik naar hem toe en we nemen de positie van de oefening in. Ik laat de opgebouwde spanning in mijn lichaam los en begin met alle kracht die ik heb tegen hem aan te duwen en ik schreeuw keihard in zijn gezicht: “HIER BEN IK!”
Ik zie hem bijna meteen uit zijn lichaam vertrekken en in zijn hoofd schieten. De stuwende kracht die normaliter ontstaat als twee mannen tegenover elkaar staan – zoals twee aardkosten tegen elkaar botsen waardoor bergketens ontstaan – gebeurt hier niet. Mijn kracht glijdt over hem heen, ik raak hem niet en we ontmoeten elkaar niet. Ik zie dat hij aan het observeren is en op zijn gezicht speelt een kleine glimlach. Zijn afweermechanisme – wat hij zo goed kent van het pesten – komt naar boven. Ik merk dat we uit contact gaan. Ik schreeuw: “KIJK ME AAN! HIER BEN IK!”, om hem bij de les te krijgen en het contact weer tot stand te brengen. Maar hij is weg en even later eindigt de oefening.
Uit contact “Wat gebeurde er?”, vraag ik.
“Ik wist niet dat je die kracht en woede in je had”, zegt hij lachend om te vervolgen. “Ik schiet in mijn hoofd en begin te observeren. Het is mijn bekende strategie als er iets spannends gebeurt.”
“We gaan daarmee uit contact”, antwoord ik. “Je schiet in een andere wereld waartoe ik geen toegang heb. Je glimlach zorgt ervoor dat je me niet serieus neemt en ik zet nog meer kracht om contact met je te krijgen, maar ik grijp mis.”
Hij knikt. En we zitten even in stilte om deze ervaring tot ons te laten komen.
Lees hier het verslag verder.
|