Nu brak het koude zweet heer Ollie uit. Het was hem duidelijk, dat er van hem als heer en als Bommel een daad verwacht werd, en gedurende een ogenblik verkeerde hij in een vreselijke tweestrijd. Doch toen trok hij de mond in een vastberaden plooi, sloot de ogen en sprong te water, zoals hij dat wel eens in een zwembad had zien doen.
Hieruit blijkt duidelijk dat heer Bommel een hekel aan water heeft. Het lijkt er zelfs op dat hij daar zelf nog nooit ingedoken is.
Het is komisch dat het hier slechts om een heel ondiep beekje blijkt te gaan, zodat heer Bommel figuurlijk én letterlijk een modderfiguur slaat tegenover Doddeltje.
Ik schreef dat Bommel in de vroegere periode vaker ongekleed te zien is dan in de latere verhalen. En hij lijkt daar in die tijd ook weinig gêne over te hebben. Ook in de ballonstrips voor Ons Vrije Nederland van kort na de oorlog gebeurt dat meermaals, zoals in het stripje ‘Heer Bommel neemt zwemles’ dat ik vorige keer liet zien.
In het OVN-verhaal ‘De geest in de fles’ (1946) eist de geest Cornelis heer Bommels jas en pijp in ruil voor het uitvoeren van een wens. Heer Bommel klaagt: ‘Verschrikkelijk! Een heer zonder jas… Oef…! Wat een leven.’ Maar als hij even later thuis is, lijkt er van gêne weinig sprake meer.
|