De Krook blijkt in feite een moerasgeest te zijn uit het Moongebergte. Een natuurwezen, met een passend uiterlijk.
Ronduit griezelige bomen komen voor in het laatste Bommelverhaal, ‘Het einde van eindeloos’ (1985–1986). Heer Bommel belandt in de Woeste Gronden, een uitloper van het Donkere Bomenbos die nog niet in kaart gebracht is vanwege de beruchte vegetatie. Kapitein Wal Rus heeft het al een ‘donderbos met bavia’s en tarmolijnen’ genoemd. Ook spreekt hij van ‘waaibomen’.
Als heer Bommel een eindje het geboomte in wandelt, is er om hem heen niets dan ‘zwiepende takken’ en ‘krakende stammen’. Een woudreus raakt hem ‘met een maanbeschenen tak vol op de schedel’, zodat hij even buiten kennis raakt.
Wat later ‘verrees er een grote boomwortel uit de grond, die zich doelbewust naar hem toe bewoog, en hogerop dreigde een lange boomtak hem te omhelzen. Het werd de ontredderde heer duidelijk, dat dit niet alleen de aanzwellende wind kon zijn, maar dat er andere krachten in het spel waren.’
|