BommelDingen bekijk_webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Uit het ijsbeer-land

Het afgelopen halfjaar heb ik voor het eerst alle verhalen van Thijs IJs gelezen. Gisteravond las ik voor het slapen gaan het laatste verhaal: ‘Thijs IJs en het verdronken land’.

Dankzij de recente heruitgave van Uitgeverij Panda is deze strip voor het eerst compleet in boekvorm beschikbaar. In veel opzichten is deze strip een voorloper van Toonders verhalen over heer Bommel en Tom Poes, en ik vond het om die reden dan ook boeiend om Thijs IJs te lezen.

Marten Toonder maakte deze strip van 1934 tot 1938 in samenwerking met zijn broer en zijn vrouw: Jan Gerhard schreef de rijmende teksten en Phiny hielp met het tekenwerk. In deze zelfde periode was Marten in dienst als tekenaar voor de Nederlandsche Rotogravure Maatschappij in Leiden, waarvan hij geen werk bij andere opdrachtgevers mocht aannemen, en dus ondertekende hij de strip met ‘M.T.’ of ‘Toonder’.

Thijs IJs is Toonders eerste dierenstrip. Dit sloot aan bij het verzoek van de redactie van het Nieuwsblad van het Noorden om de nieuwe strip zo naadloos mogelijk te laten aansluiten op de strip Bruintje Beer, die deze krant hiervóór plaatste. In de strips die Toonder voor de Rotogravure maakte, traden meestal menselijke hoofdrolspelers op.

Het gaat bij Thijs IJs, net als bij Tom Poes, om ‘antropomorfe’, dat wil zeggen vermenselijkte dieren. Thijs is een IJsbeer, net als oom Brom, hij heeft Sim de vos als buurman en de poes Dickie Dons als huisgenootje.

Maar er treden ook veel mensachtige bijfiguren in op, vaak ontleend aan sprookjes, zoals heksen, tovenaars, kabouters, dwergen, reuzen, koningen en prinsen. De verhalen hebben een sterk sprookjesachtig karakter. Daar sluiten de eerste Tom Poes-verhalen direct op aan.

De personages Thijs IJs en Tom Poes komen sterk overeen. Beiden wonen in een huisje ergens in een onherbergzaam ogend landschap, houden ervan om zomaar wat rond te wandelen en beleven dan allerlei avonturen. Hierbij worden ze geholpen door hun hulpvaardigheid en slimheid: beiden zijn goed in het verzinnen van listen.

Het poesje Dickie Dons, dat begin 1936 Thijs’ huisgenoot wordt, heeft behalve enige uiterlijke gelijkenis niet zoveel met Tom Poes gemeen.

Op zo’n twee derde van de avonturen, eind 1936, komt oom Brom Thijs IJs vergezellen. Die is een directe voorloper van heer Bommel, en een vergelijkbare tegenhanger van de wat meer verstandelijk ingestelde Thijs IJs als heer Bommel dit van Tom Poes is. Hij is grootmoedig, sullig en wat impulsief van aard. Hij gebruikt net als Bommel bepaalde vaste uitdrukkingen, al zijn deze wat simpeler (‘Ach ach, kom kom’). Hij wordt op de been gehouden door het veelvuldig drinken van levertraan.

Talloze verhaalgegevens uit Thijs IJs zijn later door Toonder verwerkt in Tom Poes, zij het dan vaak in een verbeterde vorm. Bekend zijn natuurlijk de Laarzenreuzen, die optreden in ‘Thijs IJs bestrijdt de reuzen van Pakkijs’ (1936) en ‘Avonturen van Tom Poes’ (1941). De dwerg Pikkin uit dat eerste Tom Poes-verhaal komt trouwens al voor in ‘Thijs IJs en de gouden appels’ (1938) als Pik-in.

Maar neem bijvoorbeeld ook het laatste verhaal, ‘Thijs IJs en het verdronken land’ (1938): daarin treffen Thijs en oom Brom op de bodem van de zee het land van koning Kiedelwiet aan, dat door de tovenaar Pat Pokis (vergelijk zijn naam met die van Hocus Pas) naar de zeebodem is getoverd. Dit gegeven komt later terug in ‘Tom Poes en de schat op de zeebodem’ (1943).

Dit laatstgenoemde Tom Poes-verhaal is trouwens geheel door medewerkers van Marten Toonder gemaakt, en daarvan wordt wel gezegd dat je dat bijvoorbeeld ziet aan de haast wrede manier waarop Tom Poes Hocus Pas dwingt om zijn betovering ongedaan te maken, namelijk door hem bijna te laten verdrinken. Opmerkelijk is dat exact ditzelfde ook al gedaan wordt met Pat Pokis in het Thijs IJs-verhaal waarop ‘De schat op de zeebodem’ is gebaseerd. Dit gegeven is dus in feite Toonderiaanser dan wel wordt gedacht.

Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen Thijs IJs en Tom Poes. Thijs IJs is een stuk primitiever getekend, en ook de verhalen zelf zijn dikwijls wat simpel met niet zelden een ongeloofwaardige ontknoping.

Een opvallend verschil trof ik ook aan in ‘Thijs IJs en het verdronken land’. In het hierop gebaseerde Tom Poes-verhaal draagt heer Bommel kieuwen om onder water te kunnen ademen. Thijs IJs en oom Brom hebben dit niet nodig:

‘Je hoeft niet bang te zijn, dat zij verdrinken – dat ligt ook voor de hand; zij komen uit het ijsbeer-land, en ’n ijsbeer voelt zich – dat kan je gerust gelooven – onder water bijna even prettig als er boven!’

Deze nadruk op de dierlijke kant van de personages vind je bij Tom Poes en heer Bommel in de tekst niet zo snel terug, zeker niet in de latere verhalen.

Ik heb mij vermaakt bij het lezen van Thijs IJs, maar heb hierdoor ook meer achting gekregen voor de latere Tom Poes-strip. Toonder heeft zich in enkele jaren enorm verder ontwikkeld in zijn tekenwerk en in het maken van een geloofwaardige plot. En die ontwikkeling bleef nog jarenlang doorgaan.

Eigenlijk moet iedere Tom Poes-liefhebber ook eens kennismaken met Thijs IJs. Wat fijn dat dat nu kan, dankzij de nieuwe boekuitgave!

Thijs IJs is verschenen in drie fraaie banden, en te bestellen op de website van Uitgeverij Panda.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar . Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor ‘BommelDingen’ hebt aangemeld. Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden: zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link. Als je eerdere afleveringen hebt gemist, kun je die hier nalezen.

Afmelden
MailerLite