BommelDingen bekijk webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Bommel en corona (2)

Misschien ben je het al helemaal zat: je kunt geen e-mail openen of hij gaat over de coronacrisis… Sorry!

Maar ik kreeg na mijn BommelDing van vorige week over dit onderwerp van verschillende oplettende lezertjes nog een leuke tip voor een verhaal dat erg toepasselijke gedeelten bevat, en dat niet onvermeld mag blijven.

En aan het eind van deze e-mail vind je een leuke uitnodiging!

Ik schreef vorige week dat ik geen enkel Bommelverhaal had kunnen vinden ‘over een ernstige besmettelijke ziekte, over een epidemie die om zich heen grijpt en Rommeldam platlegt’. Genoemde lezertjes attendeerden mij echter op ‘Heer Bommel en de Partij van de Blijheid’. Een wat ouder verhaal, uit het voorjaar van 1951. Het gaat vooral om het begin ervan.

Het verhaal opent met een heer Bommel die zich niet lekker voelt:

“Heer Ollie bracht zijn dagen door met het lezen van kranten en tijdschriften en daar werd hij niet vrolijker van. Bovendien werd hij gekweld door een grieperig gevoel in het hoofd en scheuten in de linkerknie en toen Tom Poes hem op een dag kwam bezoeken, trof hij hem in een uiterst prikkelbare stemming aan.
‘Het is triest,’ zei heer Ollie met holle stem. ‘Ik weet niet waar het met de wereld heen moet, jonge vriend. Mijn ochtendblad staat vol met verdriet en akeligheid. Ik lees daar zojuist dat de gemeentesecretaris nu ook al ziek is geworden en dat de burgemeester op instorten staat. Erger kon het al niet, zeg nu zelf. Alles is even somber, zelfs mijn belastingaanslagbiljet vanmorgen miste de vrolijke, frisse toon van vroeger. En mijn knie is vandaag weer erger, mijn hoofd gonst, als je begrijpt wat ik bedoel, en het regent maar. Het is allemaal akeligheid.’”

Afgezien van die regen zou dit toch zomaar ergens de afgelopen weken geschreven kunnen zijn.

In de tweede aflevering van het verhaal krijgen we een blik vanuit vogelperspectief op de stille straten van Rommeldam. Die blijken het gevolg te zijn van een griepepidemie:

“In Rommeldam dan, was de toestand niet rooskleurig. Er heerste een griepepidemie, die weliswaar niet kwaadaardig was, maar die toch vele burgers aan het ziekbed kluisterde. Vooral lieden met een vaste betrekking en Verplicht Sociaal Verzekerden hadden er hinder van, zodat de straten van het stadje, die anders gonsden van de arbeid, nu verlaten en eenzaam in de regen lagen. Alleen het autootje van dokter Galpieper reed door de plassen, van huis tot huis, slechts opgehouden door het stopbord van een hese verkeersagent.”

Hm, een griep waar vooral ‘Verplicht Sociaal Verzekerden’ last van hebben… Toonder lijkt zich hier af te zetten tegen regelingen waardoor mensen zich al te makkelijk ziekmelden omdat ze toch wel doorbetaald krijgen. Als zelfstandige kon hij dit zich zelf natuurlijk minder makkelijk permitteren… (Hoe zou hij dan eigenlijk hebben aangekeken tegen de huidige noodmaatregelen voor zzp’ers en andere ondernemers?)

We gaan verder, want het wordt nog leuker. Toonder voert hier namelijk voor de allereerst keer de ambtenaar Dorknoper ten tonele.

“Het was voor burgemeester Dickerdack een zorgelijke tijd. In de eerste plaats, omdat zijn gemeenteraad en zijn wethouders ziek in bed lagen of op zieke familieleden moesten passen en in de tweede plaats, omdat hij zichzelf ook niet prettig voelde.
‘Ik zou eigenlijk voor een maandje naar het zuiden moeten,’ mompelde hij al kuchend, terwijl hij zich door de regen naar het stadhuis spoedde. ‘Maar wie moet dan deze stad besturen? Ik kan de burgers toch niet zonder leiding laten? Stel je voor; een burgerij zonder regeerders. Dat kàn niet. En toch zou het moeten, mijn gestel houdt het niet langer vol.’
Zo mompelend stapte hij somber het gemeentehuis binnen en daar wachtte hem een nieuwe verrassing. De zaal, die anders bevolkt werd door ijverige en montere ambtenaren, was zo goed als leeg. Slechts de klerk eerste klasse Dorknoper zat lodderig achter zijn lessenaar en groette beleefd.
‘De griep breidt zich uit, burgemeester,’ zei hij lusteloos. ‘Iedereen is ziek.’”

Het hierna volgende gedeelte citeer ik ook nog even, gewoon omdat het zo leuk is.

“Burgemeester Dickerdack staarde een poosje half versuft naar de lege zaal. Zijn blik gleed droevig over de lege stoelen en de opgeruimde lessenaars en bleef ten slotte rusten op de klerk eerste klasse.
‘Zo, iedereen is dus ziek,’ riep hij uit met een smartelijk trekje in zijn stem. ‘Wat moet er dan van deze stad worden? We hadden hier altijd een bloeiend bestuursbedrijf en kijk nu eens aan. Alles is leeg. Het is geen gezicht. Wie moet er nu het werk doen? Wie moet alle formulieren lezen?’
‘Ik weet het niet,’ zei de heer Dorknoper. ‘Ik heb het me ook al afgevraagd, burgemeester. Ikzelf kan dat niet doen, want ik houd hier het toezicht. En als ik zou gaan werken, zou het hek van de dam zijn, dat voelt u wel.’
‘Hm,’ zei de burgemeester. ‘Wat een toestand. Je moet iemand hebben om op toe te zien, Dorknoper. Je zit hier nu voor gek. […]’”

Dorknoper lijkt door Toonder speciaal te zijn uitgevonden om de ambtenarij flink van katoen te kunnen geven. Dit zou hij in het vervolg van de Bommelsaga althans onophoudelijk blijven doen.

De oplossing voor het dilemma zoeken Dickerdack en Dorknoper in het aantrekken van extra personeel, waarbij ze maar even niet al te kieskeurig zijn. Dit brengt uiteindelijk de half-analfabetische flierefluiter Wammes Waggel aan het hoofd van het gemeentebestuur.

Heer Bommel heeft een mooie oplossing bedacht voor de malaise: het oprichten van een Partij voor de Blijheid.

“De stad Rommeldam verkeert in een gedrukte stemming. Er heerst griep en hoofdpijn en bovendien regent het. Al in geen dagen heb ik een lach gehoord. Geen blijde kinderstemmen zingen een lustig lied en de enige voorbijganger die ik hedenmiddag tegenkwam, was een deurwaarder. Dat is tekenend, nietwaar? Welnu, ik voel mijn plicht als burger van deze gemeente en ik voel, dat ik een daad moet stellen, waar anderen aarzelen. Want niemand doet iets en ook het gemeentebestuur blijft werkeloos. Daarom kom ik hier, heer Waggel. Ik stel u voor de handen ineen te slaan. Laat ons samenwerken om onze geliefde stad op te heffen uit deze poel van gedruktheid, als u begrijpt wat ik bedoel.”

Geen gek idee. In een tijd waarin wij nu ook leven, kan wat positieve afleiding absoluut geen kwaad!

Helaas maken Super en Hieper misbruik van de situatie. Zij gaan met heer Bommel plan aan de haal. Maar verplicht pret maken blijkt niet te werken.

Het verhaal is eigenlijk best hilarisch. Het is duidelijk een verhaal uit de tijd dat Toonder als verteller ‘in ontwikkeling’ was: nog niet alles verloopt even bevredigend, maar er komt steeds meer diepgang in zijn verhalen, de satirische kant ervan begint zich te ontwikkelen.

Kortom: een mooi verhaal voor wie wat onschuldige verstrooiing zoekt in deze ernstige tijd.

*

Zelf ben ik ook bezig met iets leuks!

Omdat ik deze maanden geen lezingen kan houden, en ook de voor mei geplande Marten Toonderreis naar Ierland niet doorgaat, ben ik samen met Historizon bezig met een alternatief: ik ga binnenkort een online ‘rondleiding’ geven door het Ierland van Marten Toonder. In woord, beeld en geluid. Deze kun je gewoon volgen via je computer, laptop, tablet of smartphone. Hij staat gepland voor vrijdag 10 april van 14:00-15:30 uur.

Deelnemen kost € 4,95, er kunnen maximaal 100 mensen meedoen. Je kunt een kaartje kopen via deze link.

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar .
Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor ‘BommelDingen’ hebt ingeschreven.

Reacties vind ik altijd leuk! Dat kan simpelweg door deze e-mail te beantwoorden.

Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden. Zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link.

Eerdere afleveringen gemist? Je kunt ze hier nalezen.

Afmelden kan hier.
MailerLite