Bovenstaande knipseltje komt uit het Leidsch Dagblad van 28 juni 1956. De Nieuwe Rotterdamse Courant deed op dezelfde dag nog veel uitgebreider verslag.
“Men wilde deze heer van stand onderscheiden wegens zijn internationale verdiensten voor de vrede. Immers, zijn bekendheid in tal van landen en zijn vredelievende gezindheid – waarvan de pijp als symbool kan gelden – vormden daartoe alle aanleiding, meenden de initiatiefnemers en zo trok men vanmorgen om negen uur, al sigaretten rokend, per autobus van de hoofdstad naar het zuiden.”
Maar deze huldiging valt heer Bommel ook ten deel ‘wegens zijn zeer bijzondere prestaties op het gebied van het pijproken’. De pijp die hem werd aangeboden ‘was geurig, zonder bitterheid, kwalijke dampen of vreemde bijsmaakjes’.
Het verslag is nogal wijdlopig en doet voor de hedendaagse lezer oubollig aan, en dat er met geen enkel woord over mogelijke negatieve gevolgen van het roken op de gezondheid gerept wordt, werkt in onze tijd zelfs vervreemdend.
Wel ontraadde heer Bommel bij deze gelegenheid Tom Poes het roken ‘omdat hij toch al “zo wit zag” en dan kon het wel eens schadelijke gevolgen hebben’, maar hier gaat het ongetwijfeld over niets anders dan het gevaar van roetvlekken op zijn vacht.
Als besluit van de plechtigheid wordt gezamenlijk de vredespijp opgestoken.
“Zo kon men het beleven dat de leden van de twee clubs uit het noorden met de kasteelheer en diens personeel en masse de brand erin staken.”
De totale onbekommerdheid waarmee in dit verslag over het pijproken geschreven wordt, is 63 jaar laten volkomen ondenkbaar. Maar het is wel in dezelfde onbekommerde tijden wat het roken betreft dat heer Bommel als heer van stand ter wereld kwam, en waarin de pijp nog gerust gebruikt kon worden als een attribuut om een ‘rookgordijn te leggen van voornaamheid en nadenkendheid’.
|