[…] de grijsaard bood een dreigende aanblik en zijn krassend lachje werd door de stalagmieten weerkaatst, zodat de hele onderaardse ruimte met gekakel gevuld was. Zijn vreugde werd opgewekt door een reusachtige zwam, die in het midden van het hol stond, omringd door een menigte kleinere. Het bolle gewas pufte van tijd tot tijd wolken uit en verspreidde daardoor de vreemde geur, die heer Bommel ook al had opgemerkt.
‘De wademzwalm!’ kraste de oude opgetogen. ‘Wadem. Zuivere wadem. Ach, dit is wat ik zo lang gezocht heb. Geen arme, oude man meer; maar magister Hocus Pas, die de wereld in zijn hand houdt. Hèhèhè. Ik zeg: in zijn hand.’
De magister sluit de ruimte waarin de zwam zich bevindt af voor de dwergen en verblijft er een aantal dagen om op krachten te komen.
‘Nog even’, kraste hij. ‘Nog een weekje; dan zullen de magische krachten hersteld zijn en daarmee zal ik de aarde gaan hervormen. Ik zeg: nog een weekje, en dan zal iedereen merken wie magister Hocus Pas is!’
De wademzwalm is dus een zwam van gigantische proporties, die een opwekkend gas produceert. Deze is geheel aan de fantasie van Toonder ontsproten: hij bestaat niet in werkelijkheid.
Wel kun je denken aan een grote stuifzwam, zoals de reuzenbovist, waarvan exemplaren bekend zijn van meer dan een meter doorsnee.
|