Het was pas herfst geworden, maar de bomen waren al kaal; vol schimmel en draadhippel. Sommige waren zelfs omgevallen door gebrek aan levensvreugde, en ik vrees dan ook dat we hier een staaltje van verzuring voor ons zien.
De herfst is het jaargetijde dat meer dan de andere seizoenen een associatie oproept met dood en verval. Ogenschijnlijk sterft de natuur: boombladeren vallen af en vergaan, veel planten sterven af.
Paddestoelen hebben ook iets met de dood te maken, met dat afsterven. Zwammen zijn een onmisbare schakel in de kringloop: samen met bacteriën verteren ze al het dode organische materiaal, zodat dat weer ten goede komt aan de natuur. In feite zorgen ze er voor dat alles wat vergaat uiteindelijk weer terugkomt. Ze doen dat soms onder extreme omstandigheden: de afbraak gaat door ook onder een dik sneeuwdek, en er zijn zelfs schimmels die in heetwaterbronnen nog actief zijn.
En dit alles zie je soms ook in de Bommelverhalen terug, zo laten we in deze vierde aflevering over ‘Paddestoelen in de Bommelsaga’ zien. Bijvoorbeeld in de bovenstaande openingsregels uit ‘Tom Poes en het Bommel-verschiet’ (1984), waarin het gaat over schimmel en draadhippel: zo’n prachtig Toonder-woord waarvan je niet helemaal weet wat het is, maar je kunt je er wel iets bij voorstellen.
Deze term wordt door Toonder geïntroduceerd in ‘Heer Bommel en de toornviolen’ (1960). In dat verhaal is de rol van zwammen bij de afbraak van de natuur ook goed te zien. Op de plaatjes zijn regelmatig paddestoelen te zien. Ook hier is het herfst, maar het bos dreigt daarnaast ook nog eens ‘naar de verturving’ te gaan nadat het ‘ontmird’ is vanwege heer Bommels ambitie om een eerste prijs te winnen op het Rommeldamse Flora Festival. Wat die ‘mir’ precies is wordt door Toonder niet uitgelegd, maar kennelijk is het een wezenlijk bestanddeel van de natuur dat de planten en bomen nodig hebben om in leven te blijven.
Dit alles leidt tot grote zorgen bij Kwetal en Pee Pastinakel. Op het volgende plaatje zitten ze zelf ‘in een kring van paddestoelen. Hun gezichten stonden zorgelijk en het geluid van hun stemmen ritselde door de stille nacht als wind door dode bladeren.’
|