Het was een mooie zomer geweest, met veel zonneschijn. Maar op de dag dat heer Bommel met vakantie ging, veranderde dat. De wind draaide naar het zuidwesten en voerde zware wolkgevaarten aan, waaruit al spoedig regen begon te vallen.
‘Het is maar een buitje’, zei Tom Poes bemoedigend.
Maar helaas, toen ze de bergen naderden, kletterde het regenwater in stromen neder, zodat de weg in een modderpoel herschapen werd. Het is dan ook te begrijpen, dat heer Ollies humeur begon te lijden.
‘Het is wel teleurstellend’, riep hij boven het fluiten van de wind uit. ‘Waren we nu maar naar het zuiden gegaan, zoals ik van plan was. Maar jij wilde natuurlijk weer naar het oosten. Trouwens, waar is het oosten ergens?’
Tom Poes vouwde de kaart uit, maar die was door de vochtigheid lelijk doorgelopen.
‘De drukinkt is niet watervast meer, tegenwoordig’, zei hij. ‘Maar we rijden recht naar het zuiden. Kijk maar naar die wegwijzer daar.’
Tot overmaat van ramp glijdt de Oude Schicht ook nog in een riviertje, met picknickmand, inzittenden en al.
Maar na dit drama wijst de oude zwerver Zadkiel hen de onderaardse gang die naar de Hopsa-vallei leidt. Een bijna onbestaanbaar gelukzalig oord waar altijd de zon schijnt, bloemen bloeien en zorgeloze blijdschap heerst, onder het motto: eten, drinken en vrolijk zijn.
Het lijkt de perfecte vakantie. En dat mag ook weleens een keer.
Maar wie een dergelijk mooi oord ontdekt, kan dit maar beter voor zichzelf houden. Dat blijkt als heer Bommel het gemeentebestuur op de hoogte brengt van het bestaan van de vallei. Ondernemers gaan zich ermee bemoeien. Met als dieptepunten de vrijheidsberoving van de plaatselijke bewoners en de organisatie van ‘zonnedagen in de herfst’ door Supertravels, wat grote hordes dagjesvolk naar de vallei trekt.
|