Het woord zielknijper
staat in de Dikke Van Dale, net als de variant zielenknijper, als schertsende aanduiding voor ‘psychiater’. Het woord is ook opgenomen in Marc de Costers Scheldwoordenboek.
De naam werd in 1862 bedacht door Multatuli, het pseudoniem waaronder Eduard Douwes Dekker schreef. In een van diens bundels met Ideeën, in een gedeelte dat later werd verwerkt in zijn roman Woutertje Pieterse
(1890), komt het woord ‘zielknyper’ voor, maar dan niet als eigennaam maar als een minder vriendelijk bedoelde aanduiding voor een dominee. Multatuli schrijft:
We kunnen ons niet weerhouden 'n kort verslag te geven van de ingrypende leerrede die gisteren in onze hoofdkerk werd gehouden door den eerwaarden zielknyper.
Je kunt het vervolg hier
teruglezen (vanaf pagina 298). En zoals je bij Toonder uit de manier waarop hij Zielknijper portretteert de indruk krijgt dat hij niet veel moet hebben van psychiaters, is duidelijk dat Multatuli een afkeer had van dominees. Hij parodieert in de manier van preken van deze dominee de prediking van orthodoxe dominees van zijn tijd.
Over Toonder en Multatuli gesproken: in 1986 schreef Toonder een essay getiteld ‘De zucht om offers te brengen’, voor het boek Er is niets poëtischer dan de waarheid. Schrijvers over Multatuli. Daarin vergelijkt hij Bommel zowel met Woutertje Pieterse als met Max Havelaar. Het is opgenomen in Het woord als gevoel (deel 2 van ‘Het complete proza van Marten Toonder’), waarover je hier meer kunt lezen.
Ook de naam Dickerdack, die Toonder in 1947 introduceerde in ‘Tom Poes en de watergeest’ als naam van de Rommeldamse burgemeester, is bedacht door een illustere Nederlandse schrijver, namelijk Nicolaas Beets. Diens bekendste werk is de Camera Obscura
(1839), dat hij publiceerde als Hildebrand. Daarin komt in het verhaal ‘De Schippersknecht’ (lees het hier) een burgemeester Dikkerdak voor.
‘Indien wij eens een meid minder hielden,’ zei burgemeester Dikkerdak tegenmevrouw Dikkerdak, op een mooien morgen, en hij plukte aan de franje van zijn japongordel, op eene wijze als of hij er een zwaar hoofd in had dat dit voorstel fortuin zou maken.
Zijn vrouw reageert inderdaad fel: ze kan geen meid missen. Ze zegt: ‘Als er te veel verteerd is, het is door de meiden niet geschied.’ Suggereert ze daarmee dat haar man zélf de boosdoener is?
De burgemeester heeft geen weerwoord: het is duidelijk wie er in huis de baas is. Hij krijgt een hoestbui, doet wat onbelangrijke dingen en ‘verliet de kamer met deftigheid; ging zich laten poeieren, en sloot zich, deze plechtigheid volbracht zijnde, in zijn eigen kamer op.’ Waarna hij besluit zijn bediende Kees na 22 jaar trouwe dienst over te plaatsen naar een post als schippersknecht.
Aangezien niet alleen de naam overeenkomt maar ook het beroep, lijkt het er sterk op dat Toonder Hildebrands Dikkerdak gekend heeft. De kans is ook groot dat de Camera Obscura
tijdens zijn middelbareschooltijd op de leeslijst Nederlands stond. Wel heeft Toonder de naam met tweemaal ck wat chiquer gemaakt.
Maar Koos Schulte wees in Toondertijd nummer 101 op nog een ander boek waarin een ‘burgemeester Dikkerdak’ voorkomt: Eddy en Freddy van P. Koekoek (waarschijnlijk een pseudoniem van jeugdboekenschrijver Charles Krienen) uit 1918. Een jeugdboek, dat nieuw was in Toonders kindertijd.
|