‘En als ik mij verstouten mag, wil ik u even op de hoogte brengen van een nieuwe mors-popsound, die men ten gehore brengt. Een topper, met uw goedvinden, de Kromknikker genaamd. Ik ben maar een eenvoudig iemand, maar lekkere muziek kan mij toch wel bekoren. Ik wil het u niet onthouden.’
Zo sprekende zette hij het toestel aan, waarna het gekletter van de regen overstemd werd door zang en snarenspel. Heer Bommel luisterde echter niet. […]
‘Zet die radio af, Joost. Ik kan niet nadenken met dat blablageschreeuw achter me.’
Belial is, gezien zijn uiterlijk met hanenkam en laarzen, een soort punker. Zijn muziek kan dus goed een vorm van punkrock zijn: een ruigere en hardere vorm van rockmuziek, die in de tweede helft van de jaren zeventig ontstond. Bommels typering ‘blablageschreeuw’ wijst ook in die richting.
De benaming Mors-pop wekt wel wat naargeestige associaties op: het lijkt iets met de dood te maken hebben. De naam Belial is afkomstig van een demon. Belial behoort naar eigen zeggen tot de Asmodees, waarschijnlijk een muziekgroep, die zich ook naar de duivel vernoemd hebben. Namen die lijken te verwijzen naar wat meer duistere vormen van hardrock, zoals heavy metal. Maar daarvan kun je je nauwelijks voorstellen dat het Joost kan bekoren.
Typerend is dat het bij deze muziek amper gaat om de tekst (want die is betekenisloos) maar vooral om de ‘sound’ – die blijkbaar uit veel kabaal bestaat.
Opmerkelijk dat er in dit verhaal wederom, net als in ‘De feunix’ en ‘De Labberdaan’, een jongere door Tom Poes of heer Bommel aan een baan in de muziek geholpen wordt.
Het valt me op dat populaire muziek in de Bommelverhalen vaker uit een niet al te sterke tekst bestaat. Maar soms spreekt dat heer Ollie juist wél aan.
In ‘Heer Bommel en de transmieter’ (1973) dient zich bijvoorbeeld een zanger bij hem aan die een lied ten gehore brengt.
|