Oh oh oh mi primo, oh oah ah oh mi primo Montesinos, oh mi primo Montedos.
Oh ah ioh ioah!
Is dit gewoon ‘kattengejank’ of zit er toch meer achter…?
Het bleek bij de lezers uiteenlopende associaties op te roepen.
Hans Geusebroek deed het denken aan de Joodse ijsverkoper met de naam Raphael Montezinos die op het Waterlooplein stond. In de herinnering van Geusebroek, die daar in de jaren veertig en vijftig kwam, verkocht die zijn waren soms al zingend, en volgens hem zong hij ook wel ‘O sole mio’. En ja, het kan best zijn dat Toonder daar weleens kwam, aangezien zijn Studio’s zich in Amsterdam op een kwartier lopen van het Waterlooplein bevonden.
Meerdere lezers wezen op het Italiaanse liedje ‘Come Prima’, een hit van Tony Dallara uit 1958, dus een jaar voor ‘De feunix’. Een aantal van hen kende dit in de versie van Willy Alberti, ook uit 1958, en ook een hit.
De zeer snel gezongen Italiaanse tekst (‘Come prima, più di prima t’amerò / Per la vita la mia vita ti darò’, enzovoort) was voor Nederlanders natuurlijk niet te volgen, waardoor men er maar wat van maakte als men het nazong.
Zoiets als de klanken die Tom Poes hier uitstoot.
Een heel aannemelijke bron, vond ik zelf.
Totdat Leonie Robroek me op het spoor bracht van de werkelijke oorsprong van de woorden ‘Oh mi primo Montesinos’. Die komen letterlijk voor in de Don Quichot van Cervantes, de zeventiende-eeuwse Spaanse roman die iedereen kent maar nog nooit gelezen heeft.
Ik ook niet. Gelukkig is er het een en ander over te vinden op internet, inclusief de tekst in diverse talen.
Wat me in elk geval duidelijk is, is dat Don Quichot een Spaanse edelman is die door het lezen van teveel ridderromans denkt dat hij zelf een ridder is. Samen met zijn dienaar Sancho Panza als ‘schildknaap’ trekt hij erop uit om ten strijde te trekken tegen vermeend onrecht. Bijvoorbeeld tegen de bekende reuzen, die eigenlijk windmolens zijn.
Hier op (een uitsnede van) een illustratie van Gustave Doré:
|