1951 was voor Marten Toonder een belangrijk jaar. Hij maakte toen voor het eerst kennis met Ierland, waar hij veertien jaar later zou gaan wonen. Samen met zijn vrouw Phiny en de toenmalige zakelijke directeur van de Toonder Studio’s en diens vrouw, Ton en Stien de Zwaan, ondernam hij van 10 tot 25 juni 1951 een vakantietocht door Engeland en Ierland.
Ton was al eerder die kant op geweest om Toonderstrips aan Engelse en Ierse kranten te verkopen, en had bedacht dat het leuk zou zijn om een volgende zakenreis te combineren met een vakantietochtje en dan ook beide echtgenotes mee te nemen.
Een mooie beschrijving van deze reis staat in de Toonder-biografie van Wim Hazeu. Dit is deels gebaseerd op het reisdagboek dat Phiny tijdens de vakantie maakte. Vorige week trof ik dat dagboek aan in een doos in het Literatuurmuseum, zodat ik dit nu eindelijk zelf rechtstreeks heb kunnen lezen. Met veel genoegen!
Gecombineerd met de foto’s die Marten Toonder maakte tijdens dezelfde reis, en die ik inmiddels ook gelokaliseerd heb in het archief, is er een prachtig verslag van Toonders eerste kennismaking aan Ierland te maken. Ik heb plannen om een keer een boek te maken over Toonder en Ierland, en daarin zal ik dit zeker opnemen.
Uiteraard zal ik ook uit dit dagboek citeren tijdens de Toonderreizen naar Ierland, die in mei en oktober plaatsvinden. (Zie hierover meer onderaan deze e-mail.)
De Toonders reisden die eerste keer per auto en boot. Eerst een autorit naar Hoek van Holland, waar hun Ford op de boot (MS Prinses Beatrix) gehesen werd voor de vaartocht naar Harwich. Via onder andere Londen, Oxford en Wales reden ze naar Holyhead, waar ze per boot de Ierse Zee overstaken naar Dublin. Vandaar ging het weer met de auto naar het zuidwesten, naar de omgeving van Killarney in Kerry. En vervolgens weer terug, via een iets andere route.
Ik wil het graag even hebben over de auto waarmee ze reizen. Deze wordt door Phiny consequent aangeduid als ‘Ford’, soms als ‘trouwe Ford’, en het is duidelijk dat het de trots van de Toonders is: als in de eerste regels de koffers van Stien en Ton zijn ingeladen, staat er dat ‘Ford lichtelijk zakte van achteren, wat zijn stroomlijn ten goede deed uitkomen’. Bij de boot wordt ‘Ford […] in al zijn schoonheid op ijzeren staven gezet, die zijn banden steunden en even later zweefde hij aan een hijskraan sierlijk in de lucht en verdween op het schip.’
Ford lijkt haast een apart personage in haar verslag, een vijfde reisgenoot, met een eigen karakter. Zo komen ze richting Londen ‘in een machtige file, in wandelgang rijdend, zodat Ford het zeer benauwd om de oren kreeg. De waterpomp ging steeds drukker zingen en geleek een verliefde krekel in de weide.’
Even later staat er: ‘Ford was een opvallende verschijning onder de auto’s, daar de Engelsen allemaal kleine soorten hebben. Hij had dan ook veel bekijks en voelde zich er lekker bij. Hij liet zichzelf in machtige vaart optrekken, tot verbazing van de Engelse auto’s.’
Uitgebreid wordt verslag gedaan van de motorproblemen van Ford tussen Glendalough en Cahir, waarbij deze oververhit raakt. ‘We waren allemaal wat stil en bedrukt over de toestand van Ford en Ton reed met ernstig gelaat, de wijzer van de temperatuur niet uit het oog verliezend.’ Tweemaal zorgt een Ier tijdelijk voor soelaas door een emmer water in de motor leeg te gooien.
Bij een garage buigen ‘twee stoere Ieren […] zich over de ingewanden van Ford’. Het blijkt ‘dat ongeveer een twintigtal schroeven van de kop los zaten, en dan ook helemaal los. Het water stroomde daar rustig tussendoor weg.’ Het euvel is snel verholpen, zodat ze hun weg weer kunnen vervolgen.
Opmerkelijk is het bijschrift dat Marten Toonder zette bij een van de foto’s die hij maakte tijdens de vakantie. Het gaat om de volgende foto, waarbij Ton en Phiny bij de auto staan:
|