Op dat moment werd hij in zijn gedachtengang gestoord door de nadering van Tom Poes, die met een bundeltje aan een stok de weg afkwam.
‘Zo, jonge vriend’, zei heer Ollie. ‘Waar ga je heen?’
‘Op reis’, zei Tom Poes. ‘Er is hier weinig te beleven – en het najaar is een goede tijd voor avonturen.’
Heer Bommel besluit om mee te gaan, en dan, enigszins tegen de zin van Tom Poes, de Oude Schicht te nemen. Want, verklaart hij: het is ‘gemakkelijker om te rijden dan om te lopen. Dat gezeul met bagage aan een stok zie ik trouwens niet graag. Het is ongepast voor lieden van onze stand.’
Na een merkwaardig avontuur in de Dodenvallei besluit Tom Poes alsnog uit te stappen.
‘Gewoon maar wat trekken’, dacht hij. ‘Wat van de wereld zien en afwachten wat ik tegenkom; dat is het beste soort avonturen.’
Een beter soort dan dat wat hij zojuist met heer Bommel per auto heeft meegemaakt, lijkt hij hier te suggereren.
Toch slot nog twee verhalen waarin de knapzak een aparte rol speelt. In beide verhalen bewaart Tom Poes er iets héél anders in dan profiand, namelijk magische voorwerpen die afkomstig zijn van Hocus Pas.
Het eerste verhaal dat ik noem is ‘Heer Bommel en de zelfkant’ (1983). Dat is het een-na-laatste verhaal in de Bommelsaga waarin de knapzak voorkomt (de laatste maal is de allerlaatste aflevering in ‘Het einde van eindeloos’). Hier wordt hij ‘reisbuidel’ genoemd.
|