Blijkbaar heeft de correspondente Toonder om een levensbeschrijving van heer Bommel gevraagd. Geen gekke vraag: we weten weinig over zijn jeugd. En wie kun je zoiets dan beter vragen dan de auteur zelf, de bedenker van dit personage?
Dat zou je denken… Maar Toonder kijkt hier heel anders tegenaan: hij ziet zich niet als degene die heer Bommel bedacht heeft, maar doet het voorkomen alsof deze écht bestaat en dit soort informatie blijkbaar nooit met hem (zijn biograaf) gedeeld heeft.
De levensbeschrijving waar u om vraagt stuit echter op enige moeilijkheden omdat heer Ollie daar zelf nooit erg scheutig mee geweest is. Zijn goede vader heeft waarschijnlijk in een ver land veel geld in de olie verdiend, waarmee hijzelf, als enige erfgenaam, een voorvaderlijk slot gekocht heeft.
Maar dan komt er een interessante alinea over heer Bommels naam.
En omdat hij de naam Ollie Bommel te gewoon vond heeft hij die veranderd in Olivier B. Bommel. Die B. is dus alleen voor het mooie en heeft geen achtergrond, (hoewel in het Tom Poes-weekblad eens gestaan heeft, dat het Berendinus betekende. Maar die bewerking is geheel voor rekening van de toenmalige redactrice).
Heer Bommels geboortenaam is kennelijk eigenlijk wat eenvoudiger: ‘Ollie Bommel’, en zowel de uitbreiding van de voornaam tot ‘Olivier’ en de B. ertussen komen blijkbaar voor rekening van heer Bommel zelf… Natuurlijk heeft hij zich dan ook zelf de heer-titel aangemeten.
Ik moet hierbij denken aan een ander document waarin Marten Toonder iets prijsgaf over de naam Bommel, en wel over de oorsprong ervan.
In de schoolkrant van het Montessori Lyceum Amsterdam, getiteld Cl!max, werd in 2003 een interview met Marten Toonder gepubliceerd, gehouden door Naomi Combrink en Sander Breur. Een van de vragen die ze stellen luidt: ‘Hoe bent u op de naam Olivier Berendinus Bommel gekomen?’
Toonder gaat dit keer niet in op dat Berendinus. Zijn antwoord gaat uitsluitend over de achternaam:
De naam Bommel borrelde op in mijn hersens. Rondbommelen, rondscharrelen. Bommel past goed bij een beer. Ik heb er geheel niet aan gedacht of het verkoopt, zo denken werkt niet.
Het woord rondbommelen vind je niet (meer) in Van Dale, maar je treft het tot 1928 wel sporadisch in de kranten van Delpher
aan als een term voor ‘rondwandelen’ of ‘rondhangen’. Blijkbaar kende Toonder dat woord. Het woord bommelen is wel opgenomen in het woordenboek, met diverse betekenissen, zoals ‘gonzen, brommen’ (van hommels en bijen), ‘mompelen, pruttelen’, ‘bulderen, rommelen’. Je kunt je het goed voorstellen bij het gebrom van een beer.
De naam Bommel staat ook in Van Dale, maar die wordt omschreven als ‘wellicht een volksnaam voor de duivel’. Daar is niet echt een link met heer Bommel te vinden.
Bommel klinkt sowieso als een ‘ronde’ naam, in overeenstemming met de gestalte van heer Bommel. Al met al kun je goed voorstellen dat Toonder deze naam gevoelsmatig goed bij zijn personage vond passen.
Nog even over dat ‘Berendinus’. Het was inderdaad in het Tom Poes Weekblad, eerste jaargang nummer zes uit januari 1948, dat deze middle name voor het eerst opdook. In de rubriek ‘Brieven van heer tot heer’ stond een brief van, nota bene, Paul Hellman[n] uit Bussum: de pleegzoon van Marten Toonder, die bij de Toonders in huis woonde.
|