De autobiografie van Marten Toonder blijft mij altijd boeien. Ook als hij zijn eigen levensverhaal beschrijft, is Toonder namelijk een begenadigde verteller. Niet zelden bevatten de hoofdstukken ervan kleine verhalen op zich die eindigen met een mooie verrassende afloop.
Zo’n mooi verhaal zit bijvoorbeeld in hoofdstuk XX uit Vroeger was de aarde plat. Dit speelt zich af tijdens Toonders begintijd als tekenaar bij de Rotogravure in Leiden. Hij kost hem moeite om zich te bewijzen tegenover zijn chef, redacteur Van der Lelie. Die lijkt een duizendpoot: hij blijkt in zijn eentje onder verschillende pseudoniemen zo’n beetje alle rubrieken vol te schrijven van de diverse tijdschriften die het bedrijf uitgeeft. En hij is veeleisend tegen de jonge tekenaar (net de twintig gepasseerd): kan die niet ook wat bijdragen leveren voor de moppenrubriek…?
Een uitkomst is de ontdekking van de boekenkraam van Bram Klein, die hem voorziet van oude Engelse geïllustreerde tijdschriften op basis waarvan hij heimelijk enkele ‘sterk gemoderniseerde plagiaten’ van getekende grappen vervaardigt, die bij Van der Lelie in de smaak vallen. Maar uiteindelijk daalt zijn chef sterk in zijn achting als blijkt dat die op zijn beurt zijn informatie óók uit tijdschriften van Kleins kraam opdiept.
Hij schrijft: ‘Mijn hoofdredacteur echter, had voor mij een grote val gemaakt; vanaf een geniale hoogte naar de laagte van een gewoon vertalertje. Een plagiator.’
Toonder legt in deze periode plakboeken aan met illustraties die hij mogelijk een keer kan gebruiken. Bijvoorbeeld met plaatjes gesorteerd op thema: dierenfiguren, voertuigen, gebouwen enzovoort. Ook zijn er boeken met cartoons van specifieke tekenaars zoals de Brit Joseph Lee of de Nederlandse cartoonist Eppo Doeve. Ook zijn vrouw Phiny legt op deze manier verzamelingen van tekeningen aan, en noemt de plakboeken ‘dievenboeken’.
Deze boeken, inmiddels meer dan tachtig jaar oud, worden bewaard in het Literatuurmuseum. En wie ze doorspit met in zijn achterhoofd bepaald (vroeg) werk van Toonder, kan weleens stuiten op tekeningen die Toonder gebruikt heeft als voorbeeld voor zijn werk.
‘Plagiaat’ is dan een sterk woord. Natúúrlijk gebruik je als tekenaar voorbeelden van anderen, zeker als beginner. En zulk materiaal is gewoon handig voor als je wilt weten hoe je een bepaald dier, voertuig enzovoort tekent.
Ook bij de samenstelling Het leven der dieren hebben Dick de Boer en ik een aantal leuke voorbeelden gevonden van prenten waarin Toonder zich baseert op werk van anderen uit de ‘dievenboeken’. Ik toonde een paar BommelDingen terug de volgende prent uit de Haagse Post van 19 juli 1952, gemaakt ter gelegenheid van de kandidaatstelling van Eisenhower voor de presidentsverkiezingen namens de Republikeinen (wier symbool de olifant is):
|