'Kijk, wat enig!' sprak hij tot zichzelf. 'Bommel heeft zijn auto weggegooid. Daar is vast wel wat mee te beleven! '
Met deze gedachte begon hij onder de motorkap te scharrelen en na een poosje haalde hij er de claxon uit.
'Dacht ik het niet?' hernam hij . 'Alles is een beetje kapot, maar de toeter is nog heel. Evengoed zonde om die erin te laten zitten! Daar kan ik reuze plezier mee hebben! '
Even later galmen ‘schrille tonen’ van het instrument bij heer naar Bommel door het open venster naar binnen, ‘die werden begeleid door een ongeschoolde zangstem’. En dat terwijl Bommel zich juist aan de schilderkunst wijdt.
'Hoe kan ik zó nu trillen?' riep de kunstenaar, zijn palet wegwerpend.
'Wat is dat voor een lawaai, Joost?'
Net als in ‘De Maanblaffers’ loopt het hier niet zo goed af, want het Viridiaanmonster wordt aangetrokken door trillingen, ook van artistieke aard. De mate van geschooldheid van de artiest maakt voor hem blijkbaar niet uit.
Wat is het toch een heerlijke, ongecompliceerde figuur, die Wammes Waggel. Zijn doel is ongegeneerd pret maken, bijvoorbeeld door middel van muziek, daarbij niet malend om kwaliteit of welluidendheid.
|