Op een schrale dag in de winter kon men de Oude Schicht bonkend en slippend door het Ugelmoer zien trekken. Dat is een vreugdeloos landschap, waar kille grondnevels zich langs verknarde boomstammen kronkelen. Bovendien is de weg sterk verwaarloosd en het is dan ook geen wonder, dat de inzittenden na enige uren rijden geheel verstijfd waren.
‘Misschien was dat autotochtje toch niet zo’n goed idee’, zei Tom Poes. ‘Ik vind er niet veel aan.’
‘Het is heel interessant’, sprak heer Bommel geprikkeld. ‘Dat stond in dat tijdschrift, en daar houd ik mij aan. Deze landstreek was eens bloeiend, maar nu de micamijnen niet langer gebruikt worden, is hij vervallen. Trouwens, ik wil dat verlaten plaatsje Ugelterp weleens bezoeken om er te mijmeren over het verleden. Dat is ook leerzaam voor jou, jonge vriend. Dan kan je zien hoe vergankelijk het leven is.’
Hij zweeg, want het trouwe voertuig begon te schokken, de motor sputterde een paar keer, en toen stond het stil.
‘De benzine is op, denk ik’, zei Tom Poes.
‘Waarom heb je daar niet even naar gekeken, voordat we wegreden?’ vroeg heer Ollie geërgerd. ‘Moet ik dan altijd alles zelf doen?’
Terwijl Tom Poes de fikse wandeltocht aanvaardt naar de dichtstbijzijnde benzinepomp, zoekt heer Bommel beschutting in een in onbruik geraakt stationsgebouw. Dat denkt hij tenminste… Het blijkt een opstaphalte te zijn van de legendarische Oriënt Expres! Wat volgt is een wel héél merkwaardig uitstapje.
Heer Bommel en de zelfkant (1983–1984)
Een ander voortijdig afgebroken vakantietochtje vindt plaats in ‘De zelfkant’. Heer Ollie heeft daarin als voorbereiding op zijn reis al zijn geld van de bank laten halen en ‘op alle deuren geheime sloten laten maken’.
Dat is een veilig gevoel als we een vakantietochtje maken, zeg nu zelf.’
‘We?’ vroeg Tom Poes. ‘Gaat er dan iemand met u mee?’
‘Jij natuurlijk’, zei heer Ollie. ‘Wie moet er anders voor de bagage zorgen, en de kaart lezen, en kijken waar het zuiden is? Je wilt me toch niet alles alleen laten doen?’
‘Hm, och nee’, zei Tom Poes een beetje aarzelend. ‘Maar ik kom net terug van een tocht naar de heuvels, en nu wilde ik eigenlijk...’
‘In het zuiden is het in deze tijd veel warmer’, hernam heer Bommel dromerig. ‘En er zijn daar prettige hotels, zei de markies toen ik hem laatst sprak. Ze hebben daar wijnen waar ik nog nooit van gehoord heb, zei hij, nadat hij mijn Pomerol geproefd had. Dat gaat niet aan, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Vanwege een merkwaardige weddenschap van Hocus Pas komen ze echter niet ver. Het begint natuurlijk weer te regenen.
|