BommelDingen bekijk_webversie
BommelDingen

door Klaas Driebergen

Trul

Sorry mensen, maar dit wordt een beetje een schunnig stukje, en niet geschikt voor al te jonge lezertjes. Maar ik neem aan dat de meeste lezers boven de achttien zijn.

Ik wil deze keer graag even inhaken op een artikeltje van Sylvia Witteman uit de Volkskrant van 10 juli jongstleden (dat hier te lezen is). Zij heeft in dit dagblad samen met Stella Bergsma een rubriek getiteld ‘Het lexicon der onterecht vergeten woorden’.

Deze keer behandelde zij het woord trul. Aanleiding was een regel uit een gedicht van Simon Carmiggelt, die daarin over ene Anna schrijft dat zij ‘een trul’ bleek. Witteman struikelt over dit woord en vraagt zich af wat het eigenlijk is, een trul, en of het hetzelfde is als een trut.

Op zoek naar de betekenis van het woord stuitte ze naar eigen zeggen ‘op een opmerkelijke vondst’:

“Een trul is een ‘suffe vrouw’, (eigenlijk gewoon een trut dus) net als in het versje, dus dat klopt. Maar een trul is volgens de etymologiebank ook een ‘mannelijk lid’ (?!) en volgens het Meertens-instituut bovendien een ‘zeker gebak’, een ‘lodderige, openstaande mond met dikke, slappe lippen’ en een ‘troetelnaam voor een (dik) kind’.”

Dit roept bij Witteman vooral vraagtekens op, en ze legt ook nog het verband met de woorden troel en troela, waar al even uiteenlopende betekenissen aan gegeven worden. Haar conclusie luidt:

“In zijn lullige truttigheid gebruikte Carmiggelt per ongeluk een smeriger woord dan hij had durven dromen.”

Tussendoor meldt ze nog even dat ook in het verhaal ‘Heer Bommel en de trullenhoedster’ trullen voorkomen, ‘een soort hondachtige wezentjes, maar die zijn aan de fantasie van Marten Toonder ontsproten.’ Hier gaat ze dus verder niet op in.

De grap is dat Marten Toonder al direct tijdens de eerste publicatie in de krant van dit verhaal in 1966 op de dubbelzinnige betekenis van het woord trul werd gewezen, en wel door niemand minder dan dr. C. Kruyskamp, de toenmalige hoofdredacteur van de dikke Van Dale en redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (die overigens één van de leden Maatschappij der Nederlandse Letterkunde was op wiens voorspraak Marten Toonder in 1954 tot lid daarvan benoemd werd).

Kruyskamp schreef Toonder op 18 september 1966 een brief, die in Den Haag bewaard wordt in het Literatuurmuseum:

De brief is ook opgenomen in het verhaal over Toonder op de website van het Literatuurmuseum, dat ik samen met conservator Dick Welsink mocht samenstellen (zie hier).

In de brief schrijft Kruyskamp:

“Zeer geachte Heer Toonder,

Het is u misschien niet bekend, en dan zal het u misschien toch interesseren dat het woord trul een oud Hollands woord is voor penis. De titel van uw thans in de NRC lopende strip ‘De Trullenhoedster’ komt daardoor in een eigenaardig perspectief te staan. Ik geloof niet dat iemand er zich aan stoten zal; het woord is, geloof ik, niet meer bekend in die zin. In elk geval is, ook onbewust gebezigd, tegen deze achtergrond gezien, ‘trullenhoedster’ wel een geslaagde naam voor een heks.

Met de meeste hoogachting,

C. Kruyskamp

Red. Wdb. d. Ned. Taal.”

Overigens schreef Kruyskamp zijn brief op basis van de titel van het verhaal. Dit was op het moment van schrijven namelijk nog maar anderhalve week ervoor van start gegaan, en de eerste ontmoeting van heer Bommel met een trul zou pas een aantal dagen hierna plaatsvinden, na de verdwijning van Joost:

‘Wat een alleraardigst beestje hebt u daar. Wat is het, als u begrijpt wat ik bedoel?’
‘Het is een trul’, legde het meisje uit. ‘Zijn soort is nog niet zo bekend in deze streken, maar ik ben van plan er meer te gaan houden. En ik heet Ivy!’

Kruyskamp had dus al wel begrepen dat de titel ‘trullenhoedster’ moest slaan op Ivy, de jonge verleidelijke heks, maar kon op het moment van schrijven nog geen vermoeden hebben wat die trullen precies voor wezens zouden zijn.

Maar voor wie dit wel weet, is die verwijzing naar ‘mannelijkheid’ niet eens zo vreemd. Het zijn immers de mannelijke inwoners van Rommeldam, die door de blik van Ivy in trullen zijn veranderd. En, terwijl seksualiteit in de meeste Bommelverhalen vrijwel geen rol speelt, is dit verhaal juist de belangrijkste uitzondering daarop.

In hoeverre Toonder zich van de dubbelzinnige betekenis van het woord trul bewust was, is mij niet bekend. Er is geen antwoordbrief van hem bewaard gebleven in het Toonderarchief.

De trullen van Circe

Het lijkt er trouwens sterk op dat Toonder het verhaal over de trullenhoedster gebaseerd heeft op de mythe van Circe, die voorkomt in de Odyssee van Homerus. Deze tovenares verandert een aantal bemanningsleden van Odysseus in varkens.

Een lezer van BommelDingen wees mij een keer op het schilderij Circe van Gustav Adolf Mossa uit 1908. Daarop is de tovenares met haar varkens afgebeeld. Hoewel, varkens… zijn dit geen trullen…?

Je weet het natuurlijk nooit, maar kan Toonder de inspiratie voor zijn trullen misschien in dit schilderij hebben gevonden?

Klaas Driebergen

website

Dit bericht is verzonden naar . Je ontvangt deze e-mail omdat je je voor ‘BommelDingen’ hebt aangemeld. Stuur deze e-mail gerust door aan mogelijke andere geïnteresseerden: zij kunnen zich eventueel aanmelden via deze link. Als je eerdere afleveringen hebt gemist, kun je die hier nalezen.

Afmelden
MailerLite