Het boek (op het grote formaat van 25 x 36 cm) omvat 416 pagina’s en zit barstensvol mooi beeldmateriaal. Daarbij ligt de nadruk op origineel werk: originele tekeningen van Toonder uit het Toonderarchief in het Literatuurmuseum, maar ook uit de collecties van andere instellingen en verzamelaars. Daar is ook veel materiaal bij dat nog niet eerder is gepubliceerd, of dat nog niet eerder op zo’n groot formaat en in een dergelijke drukkwaliteit is verschenen.
Inhoudelijk komt het hele oeuvre van Toonder aan bod, maar de nadruk ligt natuurlijk op zijn belangrijkste werk, zijn ‘magnum opus’: de Bommelstrip. Daar worden veel originele tekeningen en tekenstroken van getoond. Die zijn altijd bijzonder om te zien: het heeft zijn charme als je op het inmiddels wat vergeelde papier het inktwerk ziet, hier en daar nog wat potloodlijntjes, daarnaast vlakken in blauw potlood waarmee werd aangegeven wat gerasterd moest worden.
Ook zijn er originele tekeningen enorm uitvergroot, zodat je elk detail kunt zien. En er zítten wat details in veel Toondertekeningen… En wat een sfeer, je weet op dat formaat niet wat je ziet!
In het hoofdstuk ‘De superstriponderneming’ wordt uitgebreid ingegaan op de technische aspecten van de Bommeltekeningen en de verschillende fases in het maken van een verhaal.
Er zijn bijvoorbeeld veel schetsjes bewaard gebleven van personages. Deze maakte Marten Toonder tijdens het opzetten van een nieuw verhaal om aan de potloodtekenaar te laten zien hoe zo’n figuur eruit moest zien.
Hier bijvoorbeeld een eerste schets van de fotograaf Kiekvogel, uit het gelijknamige verhaal (1958):
|