Van Marten Toonder wordt vaak gezegd dat zijn verhalen altijd actueel blijven. Veel hedendaagse maatschappelijke verschijnselen beschreef hij decennia geleden al in zijn verhalen. Vorige week nog vermeldde ik bijvoorbeeld de nieuwe ‘Brexit-editie’ van De Unistand.
Onwillekeurig ga je je in deze barre tijden dan afvragen: hoe is dat met deze coronacrisis? Heeft Toonder daar ook een verhaal over geschreven, waar De Bezige Bij direct mee aan de slag kan om er een gelegenheidseditie van te maken…?
Maar nee, het is opmerkelijk: toen ik met deze vraag in mijn achterhoofd de lijst met 177 Bommelverhalen bij langsging, kwam ik erachter dat daar geen enkel verhaal bij zit over een ernstige besmettelijke ziekte, over een epidemie die om zich heen grijpt en Rommeldam platlegt. Een verhaal dat één op één toepasbaar is op de huidige situatie, heb ik dus niet kunnen vinden.
Een verhaal dat een klein beetje in de buurt komt is ‘De wonderdokter’ (1947), waarin iedereen ziek wordt na het drinken van leidingwater. Tom Poes constateert ‘dat de stad uitgestorven lijkt. Niemand te zien. De winkels zijn dicht en de luiken zijn overal voor de ramen.’ Deze situatie is echter van korte duur. Het water blijkt in opdracht van een dokter vergiftigd, die vervolgens de zieken geneest door ze hun schaduw te ontnemen. De genezenen voelen zich uitzonderlijk goed, maar het bezit van hun schaduwen geeft de wonderdokter een kwaadaardige macht over hen.
Ook in ‘Het spijtlijden’ (1980-1981) wordt er met het Rommeldamse drinkwater gerommeld, en wel door de Zwarte Zwadderneel. Het spijtgrein dat hij daarin doet maakt iedereen ‘ziek’, maar dan op een mentale manier: ze krijgen allemaal te kampen met bovenmatige spijtgevoelens.
Een ander verhaal over ziekte, waarbij het middel erger is dan de kwaal doordat het medicijn verslavend werkt, is ‘Het ontsollen’ (1982).
Maar in geen van de genoemde verhalen gaat het over een epidemie.
Toch zijn er wel meerdere verhalen te vinden die op een andere manier aan de huidige gebeurtenissen kunnen doen denken. Rommeldam wordt namelijk regelmatig bedreigd door allerlei rampspoed. Sterker nog: de stad lijkt haast wel van crisis naar crisis te gaan. Gebeurtenissen die heel de bevolking in hun greep hebben en de samenleving totaal ontregelen. En het is vooral die ontregeling die in deze dagen heel herkenbaar is.
De gevaren die Rommeldam ontwrichten variëren van allerlei vormen van massahysterie (‘Het vibreerputje’, ‘De loodhervormer’), milieurampen (‘De ombrenger’) en buitenaardse of anderszins vreemde wezens (‘Het kukel’, ‘De giegelgak’, ‘De pronen’) tot tovenarij (‘De kniphoed’, ‘De trullendhoedster’).
Wat die tovenarij betreft: niet zelden is het magister Hocus Pas die met zijn geraffineerde toverkunsten de veroorzaker is van dergelijk onheil. Bijvoorbeeld in ‘De pasmunt’ (1965), waarin hij de zogeheten ‘pasmunten’ in omloop brengt, die een sterk verslavende werking hebben: wie eenmaal een paar van deze munten in zijn bezit heeft, wil er méér van hebben. Niemand doet meer zijn werk voor gewoon geld; dat wordt door iedereen veracht. Rommeldam verloedert ogenzienlijk, de moraal is ver te zoeken: de markies De Canteclaer berooft voorbijgangers en commissaris Bas knijpt een oogje dicht in ruil voor een pasmunt.
Hoe ernstig de situatie is zie je in de volgende passage:
|