Deel 5 alweer in deze serie over ‘paddestoelen in de Bommelsaga’, die ik schrijf samen met mijn oom Machiel Noordeloos, mycoloog en ook Bommelliefhebber.
Paddestoelen werden en worden nog weleens geassocieerd met het duistere en met magie. Dat zie je ook bij Toonder. Daarover zijn meerdere afleveringen van Bommeldingen te vullen, en dat gaan we dan ook doen!
Dat paddestoelen vaak met magie in verband worden gebracht, is niet zo vreemd. Het zijn geheimzinnige organismen die van de ene op de andere dag zomaar verschijnen in de meest merkwaardige kleuren en vormen, en soms zelfs in een volmaakte cirkel (een ‘heksenkring’ – daar komen we nog op terug). En dan zijn sommige ook nog eens zeer giftig.
Het lijkt dus heel logisch dat heer Bommel, als hij in ‘Tom Poes en de vuursalamander’ (1965) zich met geestenbezwering bezighoudt, in het brouwsel dat hij maakt om voor de tweede maal de vuursalamander op te roepen, ook ‘stinkzwammen en duivelsboleten’ verwerkt.
In oude volksverhalen werden sommige paddestoelen met toverij of met de duivel in verband gebracht. Zo ontstonden namen als duivelszwam, heksenboleet en satansboleet. De twee boleten danken waarschijnlijk hun naam aan het feit dat ze snel verkleuren: de heksenboleet wordt onmiddellijk blauw-zwart bij druk of beschadiging.
Je zou dus denken: niet aankomen, zeker niet met zulke namen! De heksenboleet is echter helemaal niet gevaarlijk, integendeel: het is een goed eetbare en smakelijke zwam. De satansboleet is wel giftig, en veroorzaakt ernstige maag- en darmstoornissen, die gelukkig zelden tot de dood leiden. Maar het is in Nederland een heel zeldzame paddestoel.
Een andere benaming die in dit verband interessant is, is het zogenaamde ‘duivelsei’ of ‘heksenei’. Het vruchtlichaam van de stinkzwam, die Bommel dus ook in zijn brouwsel verwerkt, ziet er aanvankelijk uit als een ei. Ook deze is niet zo gevaarlijk als dergelijke bijnamen suggereren: hij is niet giftig en wordt door sommigen wel rauw gegeten.
Voor veel mensen zijn paddestoelen bedreigend omdat ze denken dat ze allemaal giftig en gevaarlijk zijn. In werkelijkheid maken de echt zwaar giftige paddenstoelen, waarvan er enkele dodelijk kunnen zijn, maar een uiterst kleine fractie uit van het aantal paddestoelen dat in Nederland voorkomt (zo rond de zesduizend soorten).
(De kans dat je één van die giftige soorten tegenkomt in bossen en parken, is overigens wel groot. Het gaat dan om de groene knolamaniet. Zoals uit dit kaartje
blijkt, komt hij bijna overal in Nederland voor, soms in grote aantallen, vooral onder eiken. Als je paddestoelen wilt gaan plukken om te eten, is het dus raadzaam je de kenmerken van deze paddenstoel goed in je op te nemen.)
Het eerste Bommelverhaal waarin paddestoelen een belangrijke rol spelen is ‘Tom Poes en de geheimzinnige gaper’ (1951). Dat ‘geheimzinnige’ in de titel is niet overdreven. Het is een mysterieus verhaal met sinistere tekeningen.
Het draait allemaal om de apotheek van Hocus Pas waaraan een gaperbeeld hangt. Deze apotheek wordt als volgt in het verhaal geïntroduceerd:
|