Toen ik een aantal weken geleden een titel voor deze nieuwe e-mail moest bedenken, kwam ik spontaan op het woord ‘BommelDingen’. En wist ook meteen dat dat hem moest worden, vanwege de leuke dubbelzinnigheid van dit woord: ik schrijf over dingen rond Bommel, en maak daar meldingen van. Met bommen heeft het in mijn geval niet zoveel te maken, maar dat kon me niet… eh… schelen.
Meestal gaat het bij bommeldingen om serieuze zaken, als ze in een krantenkop staan bijvoorbeeld. Maar hoeveel krantenlezers zullen niet al op het verkeerde been zijn gebracht door dit woord, en in eerste instantie hebben gedacht in het betreffende artikel dingen over Bommel te zullen aantreffen? Een grote teleurstelling volgt.
Het is een verwarrend woord, net als bijvoorbeeld behangerslijm, bedreiger, bedonderstel, betovergrootvader, dijkramp, generatieslang, genietroepen, kerstomaatje, priesterlijk.
Wist je dat dit soort woorden vaak worden aangeduid met ‘bommelwoorden’? Google daar maar eens op, en je krijgt meerdere websites met bommelwoorden voorgeschoteld. Kennelijk is bommelding een dusdanig bekend voorbeeld hiervan dat het als prototype geldt.
Toevallig schreef Ewoud Sanders eerder deze maand in zijn NRC-rubriek ‘Woordhoek’ over dit soort woorden onder de titel ‘Een racismerel met balkanker’. Hij geeft nog meer leuke voorbeelden.
Marten Toonder moet de verwarring van het woord bommelding wel hebben aangesproken. Hij schreef in 1983 het verhaal ‘Heer Ollie en een Bommelding’ – een fascinerend en bijna verontrustend verhaal trouwens, waarin niets is wat het lijkt – en laat daarin zien tot welke ernstige misverstanden dit woord kan leiden. Ambtenaar Dorknoper komt aan het begin van het verhaal aanzetten met een belastingaanslag met ‘een groot aantal nullen die weinig goeds voorspelden’.
Tegen het einde van het verhaal vertelt de ‘ambtenaar eerste klasse’ Joost dat ‘zich een ambtelijke vergissing [heeft] voorgedaan, die teruggekoppeld moet worden. Ik heb de heer Bommel namelijk een belastingaanslag uitgereikt, die niet voor hem bestemd was. Hij was gericht aan het Stralingsdetector-bedrijf ter voorkoming van fraudulente Bommeldingen. Voor het gemak had ik daarop geschreven: “Bommelding”. Het is dus begrijpelijk dat ik me tot uw werkgever heb gewend, nietwaar?’
In ‘Heer Bommel en de Unistand’ (1979) komt trouwens de volgende passage voor:
Toen commissaris Bas op dat moment het burgemeestersvertrek betrad, had hij niet direct in de gaten, dat hij midden in een crisis terechtkwam. ‘Die Bommel loopt de spuigaten uit’, sprak hij. ‘[…] Ik stel voor...’ Hij zweeg, want het drong tot hem door, dat de eerste burger er zo slecht uitzag en dat ook de ambtenaar er verwilderd bij stond. ‘Is er iets?’ vroeg hij. ‘Een bommelding misschien?’ De magistraat stond moeilijk op en wankelde om zijn bureau heen. ‘Bommel’, murmelde hij. ‘Die kan je beter even met rust laten, Bas. Hij is aangewezen als de standaardburger van deze gemeente; door de Unistand […].’
Ook in deze context zal de gemiddelde lezer het woord in eerste instantie op Bommel betrekken, en pas in tweede instantie aan een bom-melding denken. Ook hier speelt Toonder met de verwarring die het woord oproept.
Mijn BommelDingen mag je gelukkig gewoon lekker lezen als echte Bommel-dingen.
|