In de loop van het schrijven van dit verhaal heeft Toonder zich blijkbaar gerealiseerd dat de Fanth die eerder voorzitter was van de Kleine Club en de hoofdredacteur één persoon moeten zijn, want dan gaat hij hem ineens ‘Fanth’ noemen.
Zoals ik in mijn lezing ook liet zien, zijn dieren voor Toonder symbolen: ze staan voor bepaalde menselijke eigenschappen, die hij in zijn verhalen door middel van zijn dierfiguren mooi kan becommentariëren. Het laat zich raden waarom Fanth een olifant is. Hij is niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk een zwaargewicht: voorzitter van een herensociëteit, hoofdredacteur, hij wordt ‘krantenmagnaat’ genoemd, en elders heet hij ook ‘eigenaar’ van Rommeldamse Courant.
Toonder had dit soort figuren in zijn kennissenkring. Hij was bevriend met Joop Lücker, hoofdredacteur van de Volkskrant en De Tijd (en trouwens ook lid van de Amsterdamse ‘Groote Club’, waarop de Kleine Club gebaseerd moet zijn).
Toonder heeft ook mr. G.B.J. Hiltermann gekend, die in 1945 medeoprichter was van Elseviers Weekblad, waarvoor Toonder in 1947-1948 dierencartoons maakte, en die net eigenaar was geworden van de Haagse Post toen Toonder hiervoor in 1952 politieke cartoons ging aanleveren. Het zijn de cartoons die zijn opgenomen in het boek Het leven der dieren, dat binnenkort verschijnt.
In de cartoons van Haagse Post laat Toonder ook meermalen een olifant optreden: acht keer in totaal. De eerste keer is op 19 juli 1952, in het kader van de aanloop naar de presidentsverkiezingen (die meermaals terugkomen in Toonders cartoons van dat jaar):
|